terwijl in December 1917 de aanmaak van voorraden van het
model B opnieuw ter sprake kwam. Hieruit moge blijken, dat
men langen tijd aan het tweede Nederlandsche gasmasker
heeft vastgehouden.
Intusschen was het phosgeen als oorlogsgas in gebruik genomen.
Dit gas, waartegen het model B. geen bescherming verleende, vond
overal en in groote hoeveelheden toepassing, zoodat een andere
busvulling moest worden aangebracht.
In de maanden Mei en Juni 1917 vond de Kapitein-apotheker
Van Waegeningh een nieuwe vulstof, het urotropine, die tegen
phosgeen bescherming verleent.
Door Van Waegeningh werden verder gedurende Mei Decem
ber 1917 belangrijke verbeteringen in model B. aangebracht. Van
het aldus ontstane gasmasker C. werden 100.000 exemplaren aan
gemaakt.
Toen echter bekend werd, dat er betrekkelijk ver achter het
gevechtsfront nog gasvergiftigingen voorkwamen, werd eind 1917
tot den aanmaak van nog 100.000 gasmaskers C. besloten.
In verband met de schaarschte aan chemicaliën, werd door den
Minister van Oorlog aan den Opperbevelhebber van Land- en
Zeemacht een crediet verleend van 1.000.000.om de noodige
soepelheid bij de aankoopen te verkrijgen.
Op 3 December 1917 werd het model C definitief vastgesteld,
nadat het munitiebureau nog enkele wijzigingen van ondergeschikt
belang in het ontwerp Van Waegeningh had aangebracht.
Den 29sten Mei 1917 werd het verleende crediet nog eens ver
hoogd met een half millioen.
Zooals we zagen waren tot de aanvaarding van het model C
twee busvullingen gebruikt: het natriumthiosulfaat en de natron-
kalk. Laatstgenoemde stof gaf door haar hygroscopiciteit aanlei
ding tot belemmering van den luchttoevoer en beschermde niet tegen
phosgeen. Het gasmasker C werd bedeeld met drie vulstoffen,
aangebracht in drie lagen (A., B. en C.), welke alle bestonden uit
cokes-korrels van bepaalden diameter en welke met verschillende
chemicaliën waren bedeeld. Potasch verleende bescherming tegen
zwaveldioxyde, zinkoxyde tegen cyaanwaterstof en natriumthiosul
faat tegen chloor, terwijl urotropine phosgeen moest tegenhouden.
Het was evenwel niet steeds mogelijk om over een voldoende
hoeveelheid urotropine, of over de grondstoffen (methylalcohol en
formaline) voor de bereiding ervan, te beschikken. Daarom kon
slechts een deel der aangemaakte gasmaskers van een volledige
busvulling worden voorzien.
Reeds in September 1917 was door Otten (medewerker aan de
samenstelling van model C.) een ander type gasmasker (model
D.) uitgevonden.
8 October 1917 trad het munitiebureau met Otten in onderhan
deling. Bij de eerste proeven echter bleek dit masker phosgeen niet
762