Bijlage 1. I. Strooien en vuurverdeelen. 1 Na het inschieten op een doel. 2 Na het inschieten op een hulpdoel (hieronder te verstaan, het schieten met meetposten, of den licht- meetdienst op willekeurige coördinaten). 3 Kaartvuur. Factoren, waarmede voor het strooien moet worden rekening gehouden. I Na inschieten 2 Na inschieten o. 3 Kaartvuur o. h. doel hulpdoel a. Dieptedoel a. Diepte v. h. doel a. Diepte v. h. doel b. Inschietfout. b Inschietfout. b. Verschil werkelijke c. Verandering dag c. Verandering dag en gevonden dag correcties correcties invloeden. d. Fout in de uit d. Fout in de uit c. Fout in de uitvoe voering. voering. ring e Foutin plaatsbep. d. plaatsbep. doel v. h. doel. e. Kaartfout doel f. Idem v. h. hulp f. Meetfouten. doel g. Rek- of krimpkaart g. Kaartfout v. h. h. Fout plaatsbep. doel. batterij. h. Kaartfout v. h. i. Kaartfout batterij. hulpdoel. i. Rek- of krimp- kaart. Te strooien. Te bevuren. a. 2 X 100 M (zeer a. Volgens schiet- a. 2 X 100 M (gun gunstig) regels. stig) b. 3 X 100 M (nor b. 2 X 100 M kleine b. 3 X 100 M (on maal) strooimaat. gunstig) c. 4 X 100 M (on gunstig) d. 5 X 100 M (zeer ongunstig) N. B. Het aantal 100-tallen meters, dat te bevuren is, telt on afhankelijk van de diepte van het doel, die er dus bijgerekend moet worden. 767

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 45