toonen. Bovendien zou een art. comdt. zonder het in rekening brengen van die fouten, nooit een overzicht kunnen krijgen van de benoodigde munitie en aantal in te zetten batterijen. (De overige punten worden zonder meer toegepast). Doel I. Fig. 5. Een ondiep doel, bijv. een vijandelijke batterij. Breed 100 M. Diep 50 M. schokvuur. Volgens punt 173, moet de doeldiepte vermeerderd wor den met 50 M. en het meer dere en het mindere. Volgens punt 176 moet de breedte L. en R. vermeerderd worden met 5 a 10 °/0. Ne men we het gemiddelde van 7 °/0. Om de bediening buiten ge vecht te stellen, wordt toege- moeten verschoten worden 120 3 a 5 minuten. past punt 230, d. w. z. per H. A schoten van klein kaliber binnen gunstig 5 minuten. Men krijgt dus 1. 2. 5. Afstanden. 4 In de diepte onder vuur te brengen. a. Doel diepte 50 b. 2 X 50 M. 100 Totaal 150 In de breedte onder vuur te nemen. a. Doelbreedte 100 b. 2X7 °/00 (afgerond) 50 Totaal (naar boven afgerond) 150 Totaal te bevuren oppervlak in H. A. afgerond. 2'/4 Benoodigd aantal schoten (afgerond). 270 54 Nemen we 6 K.M. 50 100 50 100 150 150 100 100 70 85 175 200 2 '/2 3 300 360 60 72 8 9 3 3 6. Per minuut af te geven. 7. Aantal kanonnen (gerekend tempo 8). 7 8. Aantal batterijen (3 st. batt.) 3 N. B. Op den afstand 4 K. M. zou men met tempo 6 kunnen schieten. Opmerking. Vergelijkt men deze berekening met die, uitge voerd volgens de beginselen, die momenteel in Holland gelden, dan valt wel op, dat het Indische schietvoorschrift, voor wat betreft de te maken lengtefout, zeer optimistisch is. 771 -is 100 M. -II- 150 tot 200 M, 4.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 49