5. IS EEN STRAFRECHTERLIJK DELICT, DAT ABUSIEVELIJK
DISCIPLINAIR IS AFGEDAAN, NOG VAT
BAAR VOOR STRAFRECHTERLIJKE
VERVOLGING?
door
S. S.
Na het lezen van bovenstaand opschrift, zullen waarschijnlijk
vele lezers de gestelde vraag met „neen" beantwoorden.
Het is echter niet zoo zeer de directe beantwoording dezer vraag,
waarvoor schrijver dezes Uwe aandacht vraagt, doch meer de
consequenties, die dit antwoord met zich mede brengt.
Maar laat ons de zaak vanuit het beginpunt opbouwen, om zoo
tot de gewenschte beschouwingen te kunnen geraken. Uit den
aard der zaak moet hier van de grondgedachte worden uitgegaan,
dat de compagniescommandant het strafbare feit niet dadelijk als
een strafrechterlijk delict heeft onderkend en de zaak disciplinair
afdoet, hetgeen in de praktijk toch niet zoo exeptioneel blijkt voor
te komen.
Te meer zal zich deze moeilijkheid doen voelen, indien het Korps
in verscheidene detachementen is verdeeld met verschillende gar
nizoenen, waardoor in de eerste plaats de detachements-comman-
dant treedt in de strafbevoegdheid van den commandeerenden
officier (R. K. Art. 43), terwijl voorts het toezicht van den com
mandeerenden officier en het ingrijpen bij eventueele misvattingen
door slechte communicatiën ten zeerste bemoeilijkt wordt. (bijv.
bij vele onzer Garnizoens Bataljons).
Is dus een delict gepleegd, dat volgens het C. W. had moeten
worden berecht (of in analogie volgens het W. v. S.), doch heeft
de detachements-commandant in strijd met het bepaalde in het
schrijven van den Advocaat-fiscaal voor de land- en zeemacht dd.
9 October 1849 No. 464/737 (zie A. O. 1916 No. 2 Hoofdstuk
J ad IX) dit feit disciplinair afgedaan, dan komt dit eerst ter
kennis van den Commandeerenden officier van het Korps middels
het afschrift dagelijksch rapport. Uit de omschrijving van de
strafreden zal dan dikwerf het vermoeden bij dezen Gezagheb
bende kunnen ontstaan, dat hier van een misdrijf sprake is. Dit
afschrift dagelijksch rapport bereikt den Korpscommandant in den
hierboven geschetsten toestand veelal weken na het plegen van
het delict, ook na het opleggen der straf. Deze straf is dus reeds
ingeschreven en door den betrokkene ondergaan.
773