800 uit Cantonneezen, die van uit Hankou in opmarsch waren onder commando van Chang Fa Kuei. Tegenover dit le leger stond het 7e Leger vandeNang- kingregeering, eveneens bestaande uit Cantonneezen en voorts uit Kwangsi- chineezen. De verantwoordelijke leiders van de Hankou- en Nangkingregeering durfden het echter niet op een broederstijd aan te laten komen. Chiangs presitge was door zij nederlaag ernstig geschokt. Hij was de oorzaak van de scheuring in de Kuo Min Tang, die een gevolg was van een persoonlijk conflict tusschen Chiang en Borodin. Toen de bemiddeling van Feng op de conferentie van Chengchow en Huchowfie om de beide partijen tot elkander te brengen mislukt was, besloot Hankou zich te ontdoen van Borodin, Galen, de overige Russische adviseurs en Hsu Chien en Teng Yen Ta de leiders der Communistische Partij, teneinde de vereeniging van de fracties der Kuo Min Tang mogelijk te maken. Chiangs échec was een gunstige gelegenheid om ook hem uit te schakelen, iets wat nu niet zoo erg moeilijk was, omdat hij zelf niet over een eigen leger beschikte. Men bood hem voor den vorm een ondergeschikte post aan, maar Chiang begreep dat zijn tijd gekomen was om heen te gaan. Zonder een woord te zeggen verliet hij de vergadering van den Militairen Raad, begaf zich naar Sjanghai om aldaar te confereeren met zijn politieken adviseur Chang Ching Kiang en reisde daar na definitief naar Ningpo, zijn geboorteplaats, af. Te Nangking werd een Mili taire Raad ingesteld, waarin Tang Seng Chi, de dictator van Hankou en Feng Yu Hsiang zitting hadden, terwijl Li Chung Jen de Commandant van het 7e Leger voorloopig tot opperbevelhebber werd benoemd. Chiang is er de man niet naar den strijd op te geven indien hij daar geen zeer ernstige beweegreden voor heeft. Hij behoort evenals zijn strijdmakker en ondercommandant Ho Chien, met Yang Yu Ting de bekwame chef van den Staf van Chang tso lin en Yen Shi Shan, de model Gouverneur van Shansi tot de zoogenaamde 1910-klasse, die in Japan werd opgevoed. Voor het eerst in de historie van den veldtocht der Zuidelijken werd Chiang door een van zijn onderbevelhebbers Chen Tiao Yan, die overliep naar Sun Chuan Fang, verraden. En bijna terzelfdertijd manifesteerde zich dit verschijn sel ook bij de Hankoufractie waar de generaals Yen Ting en Ho Lung tegen de Hankouregeering opstonden en Nanchang onafhankelijk verklaarden. Met het vertrek van de Russen was ook het wakend oog van de tscheka verdwenen en viel op de onderbevelhebbers niet meer te rekenen. De eenheid van han delen was voor goed verloren gegaan. Chiang moet begrepen hebben dat de zaak der Zuidelijken daarmede definitief verloren was, dat Zuid-China terug zou vallen in het tuchundom van vroeger. Hij zweeg en ging heen. Inmiddels was Sun met zijn legers aan de Jang tse gekomen en begunstigd door den mist trok hij ondanks de dringende telegrammen van Chang tso lin en Yang Yu Ting diens chef van den staf, die hem zelfs naar Peking opriepen, zonder eenige organisatie in den rug in drie colonnes de rivier over, daarbij zijn hoofdaanval richtende op Nangking. Als een gevolg van de slechte voor bereiding en de weigering van de vloot om eenigen steun te verleenen, zoo lang niet een bedrag van 100.000 was betaald, leed Sun een gevoelig échec. Pukon tegenover Hankou gelegen werd hernomen, en weldra rukte Ho Chien, de trouwe wapenbroeder van Chiang, naar Pengpu op. Midden September werd een conferentie bijeengeroepen te Nangking tenein de te geraken tot de hereeniging van de Nangking-, Hankou- en Sjanghaifracties der Kuo Min Tang. Makkelijk is dit niet. Wang Ching Wei, de voornaamste leider der Hankoufractie en oud-voorzitter van de Kuo Min Tang, weigerde al dadelijk een leidende rol te spelen in de nieuwe Nangkingregeering, hoewel hij wel genegen was zitting te nemen in den Raad van toezicht op die Regee ring. Intusschen werd een commissie benoemd van 20 leden die de meenings- verschillen der verschillende partijen uit den weg zou moeten ruimen, terwijl een nieuwe Nangkingregeering werd geïnstalleerd. De voornaamste figuren in de nieuwe Nangkingregeering zijn Dr. Wu, de minister van Buitenlandsche zaken en Sun Foo, de zoon van SunYatSen, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 78