3. DE JACHTVLIEGDIENST.
door
E. T. KENGEN.
(Slot).
Nederland.
In het Nederlandsche Voorschrift betreffende het gebruik der
Luchtstrijdkrachten (1925) vinden wij ook een belangrijke plaats
ingeruimd aan het 2-persoons-jachtvliegtuig. Dit voorschrift, dat
zeer duidelijk gesteld is en een goed beeld geeft van het doel
en het gebruik der luchtstrijdkrachten, kent de volgende onder
verdeeling van toestellen.
A. Ie verkenningsvliegtuigafdeelingen.
2e artillerie
B. 3e beschermings
4e jacht
C. 5e bombardements
De beide onder B genoemde groepen vormen samen de ge-
vechtsvliegdienst.
Punt 113 geeft dan twee wijzen aan van bescherming van
verkennings- en andere opdrachten.
a. Offensief, door het overwicht in de lucht te bevechten.
Dit geschiedt door verbanden van jachtvliegtuigen.
Overwicht in de lucht is zelden van langen duur. Ook nadat
dit bevochten is, moeten patrouilles van jachtvliegtuigen den
eigen verkennings- en waarnemingsdienst beschermen door boven
en meer voorwaarts van deze te kruisen en het doordringen
van vijandelijke jachtvliegtuigen te beletten enz.
b. Defensief, door nauwe samenwerking met eigen luchtdoel
geschut en mitrailleurs, en door alle of de voornaamste uit te
zenden vliegtuigen t e. begeleiden dooréén of meer vliegtuigen van
de beschermingsvliegtuig-afdeeling enz.
Hier vinden wij dus weer de „close protection" idee terug,
welke ook in het buitenland aanleiding geeft tot het gebruik van
twee-persoons-toestellen.
Aangaande het gebruik van jachtvliegtuigen zegt punt 140:
„De jachtvliegdienst omvat de werkzaamheden van alle vliegtui
gen die bestemd zijn voor het aanvallend gevecht met vijandelijke
vliegtuigen.
833