Vooropgesteld zij, dat men, hoewel steeds handelende overeen komstig de tactische en technische grondregels der terreinverster king, toch op verschillende wijzen de beschikbare strijdkrachten over het terrein kan groepeeren, terwijl ook de verdeeling der sectiën over de vuurlinie en over de reserves op verschillende manieren kan geschieden. Bijgevolg kan de onderlinge ligging der aan te leggen dekkingen ook zeer verschillend zijn. Ofschoon wellicht ten overvloede, zij er dan ook de aandacht op gevestigd, dat onderstaande oplossing niet als de eenige ware moet worden beschouwd, doch dat er meer goede oplossingen mogelijk zijn. In de eerste plaats rijst de vraag, of de voorrand der stelling gekozen moet worden voor- of achter de rivier. In dit geval is aan een opstelling achter de rivier de voorkeur gegeven. Een stel ling op den rechteroever toch zou niet kunnen verhoeden, dat de tegenstander de voorliggende heuvels zou benutten voor het afgeven van domineerend mitrailleurvuur en voor het opstellen van artillerie-waarnemers; bovendien zou er dan niet alleen geen profijt worden getrokken van de Tji Peles als hindernis, doch de rivier zou zelfs belemmerend kunnen zijn voor de bewegingen des ver dedigers. Aangezien de beschikbare troepenmacht hier zeer gering is, moet het gebruik van de rivier als hindernis en dus een opstel ling achter de rivier, van groote waarde worden geacht. Er wordt aangenomen, dat de beschikbare tijd van 3 dagen geheel besteed kan worden aan de uitvoering der werkzaamheden voor de terreinversterking en dat dus de tijd benoodigd voor de te verrichten verkenningen daar niet bij inbegrepen is. Opstelling der zware mitrailleurs. Een sectie is opgesteld achter den kampongrand nabij de T van Tjilengkrang (in het door 2 I bezette terrein, zie fig. 1), vanwaar op den rechteroever flankeerend vuur langs de stelling kan worden afgegeven. Voorts is een sectie in stelling gebracht bij Bab. Tegalkalong (in het door 3 I bezette terrein) van waar het op den rechteroever gelegen gedeelte van den verharden weg, ter lengte van ongeveer 250 M., en de terweerszijden daarvan gelegen terreinstrooken zoover mogelijk bestreken kunnen worden. De derde sectie is in den klappertuin ten W. van Bab. Tegalkalong in reserve gehouden, ten einde waar noodig te worden ingezet. Voor deze sectie zijn gevechtsdekkingen voorbereid (welke niet op de schetskaart zijn aangegeven) in de door 3 II en 1 II bezette terreingedeelten, van waar respectievelijk op de zuidelijke en noordelijke flank der stelling vuur kan worden afgegeven. Ten aanzien van de le en 2e sectie zware mitrailleurs is dus afgeweken van den regel, aangeduid in punt 182 (1) van het G. V. I., luidende: 814

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 2