Bij het gasmasker E troffen we twee ventielen aan een inade mingsventiel, ten doel hebbende tijdens de inademing de lucht tot de vullingsbus te laten toe treden en bij uitademing te verhin deren, dat de ontwijkende lucht door de vullingsbus zou strijken en den antistoffen onnoodig een deel hunner werkzaamheid zouden ontnemeneen uitademingsven tiel, dienende om de uitade- mingslucht te laten ontsnappen en zoo geconstrueerd, dat geen gassen er door kunnen binnen treden. Het uitademingsventiel (fig. 8) bestaat uit twee aan de randen samengekleefde, ongeveer recht hoekige rubberschijven, die van boven een ronde opening vrijla ten, sluitende om een metalen buis en waarvan de hoeken aan de onderzijde schuin zijn afge sneden, zoodat bij o. de beide rubbervlakken vrij op elkaar lig gen. Bij uitademing zullen bij 0. spleetvormige openingen ontstaan, die zich bij inademing zullen sluiten. Het inademingsventiel (fig. 9) van gasmasker E. is aangebracht in den bodem van de vullingsbus. Hef bestaat uit een metalen schoteltje (fig. 9. 1.), ongeveer 5'/2 c.M. in diameter; a is de smalle metalen rand, b. is de bodem, waarin zes ongeveer peervor mige openingen voorkomen. 2 en 3 stellen dwarsdoorsneden van het ventiel voor. Aan de onderzijde is in 't midden een pinnetje met knop (p.) bevestigd, dat een rond rubberplaatje (r) doorboort, hetwelk nog met een splitpinnentje (s) wordt gefixeerd. Bij het inademen (2) gaat de lucht door de openingen c. en licht het rubberplaatje (r) op. Bij uitademing (3) drukt de lucht tegen het rubberplaatje en sluit de openingen c. af. Het eenigzins conische inademingsventiel kan door stevigen druk met de hand op de opening in den bodem van de vullingsbus vastgezet worden. Het heeft door zijn eenvoudige constructie veel voordeelen boven andere ingewikkelde ventielen. Bovendien kan het door het aanbrengen van een pinnetje in de bovenzijde, een rubberplaatje en een splitpinnetje, in een uitademingsventiel ver anderd worden. 1 861 rrbcuwjiA etocA

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 49