en de noodige ruimte om alsnog te verbinden en c. q. reeds ver bonden patiënten ligging te verschaffen, voor de laatst genoemden in afwachting van hun transport naar elders. In de examenopgave wordt slechts een plattegrond schaal 1 1000 gevraagd van het terrein, dat door één der voorste brigades ter verdediging is ingericht. Om een beter overzicht te geven van de hier toegepaste terreinversterking echter is in fig. 2 een platte grond geteekend van het door een geheele sectie, n. I. de 2e sectie der voorste compagnie bezette terrein. Door de aanwezigheid van de Tji Peles vóór de stelling, zijn aan 's vijands zijde geen kunstmatige hindernissen noodig. Wel is ten N. van de opstelling van 2 I een prikkeldraadversperring on geveer loodrecht op de richting van het front aangelegd, teneinde het zich zijwaarts uitbreiden van een eventueel binnengedrongen vijand te bemoeilijken, terwijl op den rechteroever, aansluitende tegen de brug, Friesche ruiters zijn aangebracht met het oog op verrassende ondernemingen (c. q. bij duisternis) van den tegenstander. Voor de in fig. 2 aangeduide zware mitrailleurs zijn geen reserve-emplacementen ingericht, omdat daartoe geen gelegenheid bestaat; meer achterwaarts gelegen opstellingen in de kampong toch zouden geen schootsveld bieden, terwijl stellingverwisseling naar voren niet mogelijk is, omdat 20 M. vóór de aanwezige empla cementen zich reeds de rivier bevindt. Op de rechterflank van de Noordelijke karabijnmitrailleur van 2 I is een zijweer aangebracht om de bediening te beschermen tegen het vuur van den meer achterwaarts geplaatsten zwaren mitrailleur (vergelijk G. V. I. punt 194 sub 1). De schuilplaatsen zijn scherfvrij uitgevoerd en bevatten zitruimte voor de geheele bezetting. Tusschen de schuilplaatsen en de gevechtsloopgraven van elke groep zijn 0,80 M. diepe kruiploop- graven aangelegd, welke in fign 1 en 2 niet zijn aangegeven. Ten behoeve van de communicatie zijn in den kampong de noodige doorgangen gemaakt; deze zijn voorzien van wegwijzers, waarop de troependeelen zijn vermeld, waarheen zij leiden. De hierbedoelde gemeenschappen zijn niet in teekening gebracht. De sectiecommandant krijgt een gedekte opstelling (ingra ving), vanwaar hij gezichtsverband heeft met de brigade commandanten en zooveel mogelijk van het gevechtsterrein kan overzien (G. V. I. punt 203). In het door elke sectie bezette terrein is, nabij de gedekte opstelling van den sectie commandant, een uitkijkpost ingericht, van waar een behoorlijk uitzicht op het voorterrein mogelijk is. Deze post is in een boom, dan wel in een schuilplaats met kijksleuf ondergebracht. Een innige samenwerking tusschen de sectiecommandanten en de uitkijkposten moet verzekerd zijn, opdat er onder alle omstandigheden op kan 816

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 4