892 d'infanterie" wordt in deze aflevering beëindigd. De schrijvers wenschen in dit slotartikel de vragen te beantwoorden of de kracht in de toekomst dient te worden gezocht in het menschenmateriaal of wel in de mechani sche strijdmiddelen. Allereerst worden eenige beschouwingen geleverd over de algemeene leiding van den oorlog en van de operaties. Hieruit stippen we aan wat de schrijvers een paradox noemen. Bij een weldoordachte stra tegie zal het kunnen voorkomen, dat het aandeel van de tactiek aanmerkelijk wordt verminderd, dat de slagen in zekeren zin bij voorbaat worden gewon nen en dat het treffen in de vuurzöne kan worden verminderd, zoo in duur als in diepte. „Nog steeds geldt de regel dat men den strijd moet aangaan met overmacht daar waar de vijand zijn krachten niet kan ontplooien. Het komt er op aan de masse d'action daar aan te zetten waar men zeker is de meerderheid te hebben en te kunnen behouden. Of die meerderheid nu zit in menschen, in machines „in physische of scheikundige middelen, doet er weinig toe, hoofdzaak is dat de omstandigheden zoo moeten worden gesteld, dat de vijand er weinig tegenover kan stellen. Verrassing is een eerste vereischte, als men die heeft bereikt kan kracht als tweede troef worden uit gespeeld. Deze stelregel geldt zoowel voor de politiek, welke den weg opent voor de strategie als voor de strategie welke op haar beurt de tactiek be- heerscht. Naar de altijd nieuw blijvende beginselen van économie des forces en echelonneering in de diepte moet het contact met den vijand worden ver kregen met een minimum, daar waar tijdwinst is te verkrijgen of het slechts secundaire handelingen geldt, terwijl op het beslissende punt men moet kun nen rekenen op de „masse d'action". De legerleiding eischt van de natie om alles te verschaffen wat de moderne techniek kan geven. Als het er op aan komt moet transport mogelijk zijn langs spoor-, water- en luchtwegen. Alle deze hulpmiddelen dienen mede te werken tot het verschaffen van de moge lijkheid van de „groupements du moment". Voorts beredeneeren de schrijvers dat voorheen het legerkorps was „la grande unité de combat". In 1914 en 1915 werd de infanterie divisie de groote gevechts eenheid, ter sterkte van 12.500 man met veel menschen en weinig machines. In 1916 en 1917 groeide de vroegere infanteriedivisie uit tot een divisie van alle wapens ter sterkte van 5000 man infanterie, 1000 man artillerie en 400 man genie, bewapend met 2800 geweren, 420 „Infanterie-machines" t. w. 324 gew. mitrs72 mitrs., 27 stuks infanteriegeschut en bommenwerpers, en 48 stukken geschut. Daarenboven dient te worden beschikt over troepen buiten divisiever- band en algemeene reserve. In 1918 tot nu toe blijft de divisie van alle wapens of legerdivisie de elementaire groote gevechtseenheid. De divisie bestaat organiek uit 4.300 man infanterie, 1000 man artillerie en 400 man genie met 2.300 geweren, 420 geqechtsmachines voor de infanterie t.w. 324 gew. mitrs., 72 mitr. 27 stuks infanteriegeschut en bommenwerpers en 48 vuurmonden. Daarenboven moet kunnen worden beschikt over een deel van de middelen, die ter beschikking staan van de hoogere legerleiding, zoodat op het gevechtsveld de sterkte zal kunnen bedragen 4.300 man infanterie, 1T00 man artillerie, 150 vliegeniers, 60J man genie en 800 man territoriale troepen met als materieel 2.300 geweren, 420 infanteriemachines (1 op de 5 geweren) t. w. 324 gew. mitrs., 72 mitrs. 27 stuks infanteriegeschut en bommenwerpers, 52 veldkanonnen (1 op 55 geweren), 40 zware kanonnen (1 op 70 geweren), 30 vliegmachines (I op 90 geweren), 12 aanvalswagens en ten slotte 1400 werkers. Ten slotte komen de schrijvers op tegen 3 ideeën die zich begin nen baan te breken n. 1.de vermindering van de sterkte aan infanterie zon het gevolg zijn geweest van de omstandigheden en niet anders dan een nood middel tengevolge van het gebrek aan manschappen, de infanterie is het wapen dat de meeste verliezen lijdt en moet dus talrijk zijn om het even lang te kunnen volhouden als de andere wapens, de divisie van 3 regimenten is moeilijk te hanteerenmen dient terug te keeren tot de divisie van 2 brigades a 2 regimenten, een formatie die beter zou beantwoorden aan de eischen van het gevecht. Naar de meeningen van de schrijvers beantwoordt de kleine divisie van 3 regimenten ten volle aan die voorname eischengemakkelijke concentratie,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 80