den vervangen. Wel is waar zijn er 2 Europeesche compagnieën bijgekomen, doch niettemin is toch de sterkte aan r.iet-Europeesche minderen (de depotbataljons niet inbegrepen) in totaal vermeerderd met 1836 man gevende eene toename van bijna 25 Ook de sterkte op de buitengewesten is een weinig verhoogd (Boven Di- goel, 4 brigades) en zal nog een weinig toenemen, waar op de aanvullingsbegrooting 1928 rekening werd gehouden met eene noodzakelijke uitbreiding van de troepenmacht op Atjeh, doch deze vermeerderingen zijn aanzienlijk minder dan die op Java. Volledigheidshalve moge mede worden gememoreerd dat het aan tal officieren bij de veldbataljons met 42 werd verhoogd en zoo als gezegd ook op uitbreiding van het overige kader is gerekend. Door al deze maatregelen zal het aantal overplaatsingen naar de buitengewesten naar verhouding verminderen, en wordt der halve de rust bij de veldbataljons bevorderd. Verder is het aantal depottataljons weder op 3 gebracht, ter wijl het aantal recruten zoodanig werd vastgesteld, dat dit in overeenstemming is met de huidige behoeften. Opleiding van recruten bij de veldbataljons, zal nadat we den overgangstoestand te boven zullen zijn niet meer behoeven voor te komen. Ten slotte werd in de nieuwe regeling voor de samenwerking (A. O. 1927 No. 11) bepaald, dat wacht-, transport-en bewakings diensten op Java slechts bij uitzondering zullen worden verricht. Ook hier verkeeren we momenteel nog in een overgangsperiode omdat vanzelfsprekend de politiemiddelen nog niet toereikend zijn om die diensten weer aanstonds geheel terug te nemen. Wenscht men verdere verbetering dan moeten de daartoe strekken de maatregelen vóór alles gericht zijn op een verder veronzijdigen van de vorengenoemde oorzaken en voorts op beperking van de andere mutatiën, waarvan in de eerste plaats de overplaatsingen. Voor wat betreft wijzigingen in de formatie zal men evenals vroeger de paardenoppassers weer boven de formatie kunnen voeren, welke maatregel, ook zou zijn uit te strekken tot de regiments- en de nog bestaande bataljons-muziekkorpsen. Beide maatregelen zijn ook om andere redenen wel gewenscht, waar beide categorieën militairen ook bij mobilisatie voor de infanterie onderdeelen, als zoodanig verloren zijn. Immers de paardenop passers zullen ook bij mobilisatie in hunne functie blijven en de muzikanten behooren alsdan min of meer organiek tot de hoofd- verband-plaats-afdeeling. Het aantal overplaatsingen zou zijn te beperken door: a. in het algemeen niet over te gaan tot overplaatsing van hen, die binnenkort met verlof wegens langdurigen dienst zullen ver trekken. Daartoe zal een bepaling in het leven zijn te roepen in dien geest dat bijzondere omstandigheden daargelaten, verlofsaanvragen een jaar van te voren moeten worden ingediend. Hierdoor wordt dus 904

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 10