zijn, dat we ons de luxe van scheiding van opdrachten kunnen veroorloven? Tijdens de nadering. Blz. 419. Bovendien zullen nog deelen van de, in de hoofdmacht marchee- rende D. A. (in totaal 1/2 1/3) der geheele stófte in bewaking- stelling komen om oogenblikkelijke bescherming te kunnen ver kenen tegen vijandelijk artillerievuur. We vragen ons af: Hoeveel kan dat zijn? 1/3 is nog geen af deeling, omdat reeds deelen aan de voorhoede zijn afgegeven. f2 is ruim een afdeeling. Wanneer men nu in den stellingoorlog groepen van meerdere afdeelingen vormt, wat mag men dan verwachten van één afdee ling in den bew. oorlog. Neen, wil men artillerie als contra-batterij inzetten, dan ook in voldoende mate. Blz. 420, punt 16. De opdrachten in het artilleriebevel verstrekt, zullen omvatten: a. Storende vuren, enz. b. Bestrijding van zijn artillerie. c. Vernieling van zijn verdedigingswerken. d. Rechtstreeksche ondersteuning van de aanvallende infanterie. Als regel zal de uitvoering van de vuren ad. a. en b. tot de taak van de D. G. A. en de daarbij ingedeelde legerartillerie be- hooren, die ad. d. tot de taak der D. A., terwijl de opdrachten ad. c. aan beide echelons verstrekt kunnen worden. Wanneer men aan de scheiding van opdrachten vasthoudt, is én de D. A. én de D. G. A. te zwak voor de uitvoering van de opgedragen taak. Punt 22 geeft een voorbeeld van indeeling van D. G. A. voor artilleriebestrijding. Men heeft: 2 groepen voor concentraties. 1 groep voor het bevuren der geneutraliseerde doelen. Men zet dus in: 10 batterijen voor artilleriebestrijding en slechts 9 batterijen om den infanterieaanval te begeleiden. Wel staat in punt 25: Krijgt de D. G. A. C. uit ingekomen berichtenden indruk, dat de groepen niet alle meer noodig zijn, enz. Dat is m. i. onmogelijk. De twee groepen zijn ten eenemale onvoldoende, laat staan, dat men tijdig een groep zou kunnen afzonderen voor de versterking van de D. A. Ja, zelfs in punt 26 worden dan nog bij de vuren die de D. G. A. buiten artilleriebestrijding uitvoert, de vuren ten behoeve van rechtstreeksche steun van de infanterie het laatst genoemd, terwijl die toch den voorrang moeten hebben boven het leggen van een rookgordijn. Bovendien moet dan nooit vergeten worden, dat de 908

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 14