genoemde oefening zou deze Afd. zeer zeker het Regiment blijvend moeten steunen. N. B. Bovenstaande is geen kritiek op de maatregelen in meer genoemde tactische-oefening genomen. Wij willen alleen maar aantoonen, hoe bij een gegeven organisatie, om een reglementair voorgeschreven marschorde der Artillerie, een gunstige eindgroe- peering der Artillerie wordt bemoeilijkt. Uit bovenstaande volgt wel de groote moeilijkheid om voor Indische verhoudingen en in Indische terreinen steeds een zoo danige artilleriemacht in stelling te hebben, dat men met kans op succes de vijandelijke artillerie kan bestrijden, en onwillekeurig rijst de vraag, of men tijdens de eerste phase van de nadering de artilleriebcstrijding maar niet beter achterwege zou kunnen laten. Men zou dan de infanterie in zoo min mogelijk kwetsbare vormen zoo snel mogelijk kunnen brengen in het terrein van de gereedstelling, om daarna de heele divisie artillerie gereed te heb ben, om op te treden naar omstandigheden, óf tegen vijandelijke artillerie óf tegen vijandelijke infanterie. Voor Indische verhoudingen en terreinen achten wij dit wel mogelijk, maar o. i. zal men er geen regel van kunnen maken; vooral aan de kust optredend, (vlak vaak minder bedekt). Late men zorgen, die weinige artillerie zoodanig uit te rusten, dat met het beschikbare een maximum rendement kan worden verkregen. De verdediging. Hoofdzaak bij de verdediging is, de vijandelijke infanterie uit de stelling te houden. Alle middelen moeten daartoe aangewend worden, dus ook de artillerie. Hoofdzaak voor de artillerie is dus het bestrijden van de vijan delijke infanterie. Doch de aanvaller zal dit trachten te beletten en zal dus aanvankelijk alle artillerie, die niet direct tot steun van de infanterie behoeft ie worden ingezet, tegen de verdedigende artillerie inzetten. Deze regel is van het grootste gewicht, voor den verdediger, want die wijze van optreden van den aanvaller bepaalt het op treden van de verdedigende artillerie en heeft den meest verstrek- kenden invloed op het moment van vuuropening der verdedigende artillerie. De verdediger kan namelijk: a. Met alle beschikbare middelen het vuur openen, zoodra de vijandelijke infanterie binnen vuurbereik komt. De verdediger lokt dan op den duur het vuur uit van de heele aanvallende artillerie en deze strijd, vooral indien de aanvaller over groote overmacht beschikt, kan den verdediger zware verliezen berokkenen. b. De verdediger kan, zoodra de vijandelijke infanterie binnen vuurbereik is, met een deel der artillerie het vuur openen, de rest der artillerie sparen voor meer beslissende gevechtsmomenten. 920

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 26