4. NAAR AANLEIDING VAN HET ARTIKEL: HOE MOET
H.T.L. OP ZEER LAAG VLIEGENDE VLIEGTUIGEN
MET GEWEREN (KARABIJNEN), KARABIJNMITRAIL-
LEURS EN MITRAILLEURS GESCHOTEN WORDEN?
door
O. J. L. HUBELER.
Met belangstelling kennisnemend van het opgemeld artikel,
voorkomende in het I. M. T. No. 8 van de hand van den Kapitein
der Infanterie J. H. Fuchter, meende ik een enkele onjuistheid
op te merken.
I. Op bladzijde 580 e. v. berekent S. de noodige correctie ten
einde de verplaatsing van het doel (vliegtuig), tijdens den vlucht-
tijd van het projectiel te neutraliseeren. Hij maakt hierbij gebruik
van de onderstelling, dat het verschil van twee hoeken kan worden
berekend uit het verschil van hun tangenten m. a. w.
tg. (a b) tg a tg b.
Moge deze aanname gebruikelijk zijn bij kleine hoeken, zij geeft
aanleiding tot grove onjuistheden indien de hoeken groot zijn,
zooals in het door S. gekozen voorbeeld.
S. komt bijv. op bladzijde 580 fig. 1 tot de eenigszins verbluf
fende conclusie dat D E 9 M. terwijl de lezer onmiddellijk
kan opmerken, dat waar L B 30°, D E ll2 D B 6.20 M.
Waar S verder nagenoeg al zijn correctieberekeningen op
dezelfde onjuiste formule (welke ten rechte luidt: tg (a-b)
tg a tg b
baseert, vertoonen deze meerendeels fouten tot
1 tga tg b
ruim 30 °/oo toe.
Zoo staat o. a. op:
blz. 580 tg. B A D 47°/00 moet zijn 35°/0o
581 a' 45°/00 35°/0o
582 D E 58°/00 43°/0o
585 a 75°/oo 55°/0„
om van de kleinere verschillen niet te spreken.
Zonder ook maar een oogenblik uit het oog te verliezen wat S
op blz. 588 zegt omtrent de „graad van nauwkeurigheid van voren
bedoelde methoden", en de zeer benaderde correctie welke hij in
de praktijk wil laten toepassen, meen ik te mogen opmerken, dat
933