terreinen uit eigen aanschouwing kent, vliegt voor. De bocht bij
Pasoeroean wordt afgesneden door over zee te vliegennatuur
lijk zoo, dat de kust ten allen tijde is te bereiken. Een uur later
zijn we alweer diep landwaarts in en wippen over de steile uit-
loopers van het Jang-gebergte. Het neerkijken over den rand van
de zitplaats, juist langs den bijna loodrechten wand van een
diep ravijn, geeft me altijd een „griezelig" gevoel. Het vliegtuig
op den linkervleugel onzer formatie, dat reeds eenigen tijd steeds
grooter tusschenruimte had genomen tot den nevenman en op het
laatst niet meer was dan een bijna onzichtbaar stipje, is nu geheel
verdwenen. Wat voert hij uit? Als er iets niet in orde is, waarom
dan niet, na eerst den escadrille-commandant een teeken gegeven te
hebben, rechtsteeks teruggekeerd naar Soerabaja?
Wij vliegen met ons drieën langs Bondowoso; een kwartier
later wordt het Idjen-plateau gepasseerd en om
7 u. 30 verlaten wij Java. Straat Bali op haar smalste punt is,
zoo uit de lucht gezien, niet meer dan een sloot. De zwemvesten,
die we van het Marine Vliegkamp geleend hebben, zullen voor-
loopig nog geen dienst behoeven te doen.
We gaan langs de Zuidkust van Bali onder een wolkendek dat
ons dwingt beneden de 600 M. te blijven. Van het landingsterrein
Grogak behoeft geen gebruik gemaakt te worden en dat is maar
goed ook, want de vliegers die eenigen tijd geleden het terrein
bezochten,brachten het bericht mede terug, dat het B B. een gedeelte
van den grond had benut voor rubber-aanplantDat zijn van
die kleine verrassingen, waarvoor wij op dezen tocht gespaard
hopen te blijven; natuurlijk zijn van alle vliegvelden op onze
route rapporten binnen gekomen, maar de ondervinding heeft
geleerd, dat de leek op vliegtechnisch gebeid, hoezeer hij zich
ook voor de goede zaak moge interesseeren, al heel dikwijls
blijken geeft van ongezond optimisme, vooral wat de mogelijkheid
tot landen aangaat en dat kan gevaarlijk zijn!
Van den voet der in wolken gehulde bergen glooit het cultuur
gebied van Zuid-Bali naar de kust af. Het land is in tal van
kleine vakken verdeeld door paggers, die in allerlei richtingen
loopenhet doet sterk aan tuinbouw denken, hier en daar
afgewisseld door grootere sawah-complexen. Als Negara gepasseerd
is, trachten wij boven de wolkenlaag uit te klimmen en op een
1200 M. vliegen wij over Denpassar, dat diep in den nevel
verzonken ligt de zon werpt een cirkelvormigen regenboog
onder ons.
Wij moeten nog hooger. Straat Lombok wordt door het eiland
Penida in twee geulen gesplitst, die een breedte van meer dan
20 K. M. hebben—dus om heelemaal zeker te zijn dat ten allen
tijde bij motorpanne gedurende het oversteken land zal kunnen
worden bereikt, moeten wij boven de 3000 M. klimmen. Dat is
met onze zwaar beladen vliegtuigen onmogelijk, maar de motoren
ronken genoegelijk en op 1500 M. hoogte beginnen wij om
939