karakter dragen van richtlijnen van Regeeringsbeleid, zich als zoo
danig er niet toe leenen aan den Volksraad om advies te worden
voorgelegd.
Het in de voorjaarszitting bekende gestelde standpunt werd dus
onverkort gehandhaafd.
Bij de mondelinge beraadslagingen kwam het Volksraadlid Kiès
op een en ander terug. Zijn voor het vraagstuk van de verdediging
van Indië zeer belangrijke rede is elders in dit nummer overge
nomen.
Op deze rede werd in het Regeeringsantwoord slechts zeer in
het kort ingegaan. Er werd daarin gesproken van een zeer be
langrijk onderwerp, waaraan voorts de verklaring werd vastge
knoopt, dat mocht de Volksraad tot eenige uitspraak ter zake
komen, de Regeering bereid zou zijn deze ter kennis van het
Opperbestuur te brengen. In verband hiermede diende de heer
Kiès met de heeren de Hoog en Kerkkamp in 2en termijn de vol
gende motie in:
„De Volksraad,
Gehoord het betoog van zijn lid den heer Kiès omtrent de
wenschelijkheid tot vervollediging van de Grondslagen voor de
defensie van Nederlandsch-Indië", welke in de voorjaarszitting van
dit jaar aan den Volksraad werden bekend gemaakt,
noodigt, zonder zelf in een beoordeeling van de voorgestelde
wijzigingen te treden, de Regeering uit, het ontwerpKiès met
de daarbij behoorende rede ter kennis van het Opperbestuur te
brengen".
Deze motie werd door den Volksraad zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Hiermede is dus voorloopig een streep gezet onder de behan
deling van de grondslagen in den Volksraad.
In onze bespreking over het verloop van dit onderwerp in de
voorjaarszitting schreven we:
„Voorloopig is dus het defensievraagstuk weer naar een zij
spoor gerangeerd. Hoewel we het daaraan verbonden tijdverlies
betreuren, zien we niet over het hoofd, dat dit uitstel ook zijn
goede zijde kan hebben.
Wanneer nl. daardoor wordt bereikt, dat inderdaad de
Volksraad over de grondslagen advies zal kunnen geven, bestaat
er nog hoop, dat zij in een vorm kunnen worden gegoten, die zich
beter aanpast aan de eischen, welke voor eene doelbewuste
oplossing van het defensievraagstuk gesteld moeten worden."
Die hoop nu is ij del gebleken en voorloopig zijn we dus gebon
den aan de richtlijnen, zooals die in de Regeeringsgrondslagen zijn
uitgestippeld. J
De hoofdgebreken dezer grondslagen zijn in de rede Van kolonel
Kies duidelijk aangegeven, terwijl in zijn ontwerp, met. welks in-
964