Het is gewenscht, dat de officieren van de depotbataljons in nauw contact leven met hunne collega's van de veldbataljons. Zij moeten nu en dan de veldbataljons zien oefenen, besprekin gen meemaken en omgekeerd moeten de verrichtingen van de depotbataljons zoo mogelijk geschieden onder de oogen van de officieren van de veldbataljons. Een en ander opdat beide categorieën hunne inzichten, opvattingen en ideeën over oplei ding kunnen uitwisselen. Dit zou bevorderd kunnen worden door: 1. De depotbataljons zoo mogelijk niet in afzonderlijke garni zoenen te legeren. 2. De depotbataljons te stellen onder toezicht van troepen commandanten i. c. van de divisie commandanten. 3. Door de bataljons z. m. als vierde bataljon uiteraard alleen voor vredestijd toe te voegen aan de regimenten. Nog verder te gaan en de depotbataljons als zoodanig op te heffen en om te zetten in depotcompagnieën, in te deelen als 4de compagnie bij de veldbataljons, zou in deze gedachtengang wellicht nog meer passen, doch deze oplossing meenen we niet te mogen aanbevelen, omdat zij aan de veldbataljons als oefen eenheden schade zou kunnen doen, terwijl vooits de leiding van de daardoor niet meer homogene bataljons aanzienlijk zou wor den verzwaard. Om deze redenen kan ook getwijfeld worden aan de wenschelijkheid om militie compagnieën deel te doen uitma ken van veldbataljons en zou onderbrengen van deze eenheden, bij een militie opleidingsbataljon of anders bij de depotbataljons zijn te overwegen. We ontveinzen ons geenszins, dat de uitvoering van een en ander niet eenvoudig is, doch het zij ons vergund op de juist ge noemde punten de aandacht te vestigen omdat zij wellicht nog meer dan de afzonderlijke, verlengde recrutenopleiding, de geoefendheid van de geheele infanterie ten goede zouden kunnen komen. We vreezen, dat tegen het vorenstaande als bezwaar zal wor den aangevoerd maar waar blijft de eenheid van opvatting als niet een persoon de inspecteur van het wapen over de eenheid waakt? Doch dit bezwaar zou toch heusch niet ernstig gemeend kunnen zijn. Worden niet tal van legers op soortgelijke wijze gevormd en is die starre eenheid nu wel zoo heel noodig? Voor de opleiding en oefening van de veldbataljons en compagnieën eischt men toch ook geen starre eenheid? Het wil ons voorkomen dat dit bezwanr gerust met ruim gebaar opzij gezet mag worden. Samenvattende meenen we de door in den aanhef van dit ge deelte ons gestelde vraag te mogen beantwoorden met„zeker grootendeels." III. Hoe moet het vraagstuk „herstel van de rust bij de veld bataljons" worden bestudeerd? Hiervoor stelle men allereerst de vraag „welke zijn de oor zaken van de onrust bij de veldbataljons" of beter „is de onrust 901

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 7