978
5. De zeemacht in Nederlandsch-
Indië bestaat uit
a. de zeegaande vloot,
b. het drijvend materieel voor
locale verdediging en versperring,
c. de maritieme luchtmacht en
d. de maritieme inrichtingen aan
den wal.
Het deel sub a heeft een sterkte
van ten minste
2 kruisers,
8 jagers en
12 onderzeebooten,
onverminderd de mogelijkheid om
aan een of meer van deze schepen
krachtens Koninklijke machtiging
tijdelijk eene andere bestemming te
geven.
Voor de zeegaande vloot wordt
Soerabaja als basis voltooid. De toe
gangen naar die haven zullen door
batterijen met middelbaar geschut
aan den wal worden beschermd.
6. De sterkte van het leger,
daaronder begrepen de Europeèsche
militie, aan infanterie wordt bepaald
door hetgeen noodig is voor de
vervulling van de sub la (en 2) be
doelde taak. Voor zoover de infante
rie op Java is gelegerd, wordt zij
georganiseerd, bewapend en uitge
rust, alsmede versterkt met hulpwa
pens en diensten, voor de neutrali-
teitshandhaving (met steun van de
Vloot) op Java en wel in het bij
zonder voor:
a. de verdediging van Soerabaja
te land tegen landingsdivisiën van
kruiser-eskaders, die in den archipel
kunnen worden verwacht;
b. de bescherming van de haven van
Tandjong Priok tegen een actie van
enkele schepen, die zich meester
zouden willen maken van die haven
voor eigen gebruik.
7. Als bijzonder kwetsbare punten
bedoeld in het slot van punt 3, wor
den voor het tegenwoordige be
schouwd de plaatsen van opslag en
verwerking van zware (stook) olie
Tarakan en Balikpapan.
Te hunner bescherming zal met
gebruikmaken van de in die plaatsen
aanwezige personen, die ingedeeld
zijn bij de Europeesche militie, een
troepenmacht van voldoende sterkte,
ernstig verzet moeten waarborgen te
gen gewelddadige pogingen, met be
perkte middelen ondernomen, om
zich van die voorraden meester te
wuste zelfstandige mogendheid op
zoodanige wijze, dat het Rijk der
Nederlanden bij de vredesonder
handelingen als gelijkgerechtigde
kan meespreken.
3. De mate, waarin de taak ge
noemd in I sub B 2 zal worden
vervuld, wordt bepaald door de
verplichting, welke het Rijk als lid
van den Volkenbond ingevolge de
terzake gemaakte of te maken
afspraak, op zich zal nemen.
4. De mate, waarin de in I sub B
en C genoemde taken zullen worden
vervuld, houdt overigens nauw ver
band met onze financieele en perso-
neele krachten.
Het totaal voordelandmacht(v. z.v
betreft hare samenstelling met het
oog op de in I sub B en C genoemde
taken) en de Zeemacht in vredestijd
te besteden bedrag, kan normaal een
bepaalde fractie van de gewone jaar-
lijksche inkomsten der schatkist niet
te boven gaan.
IV. Sterkte van Land- en Zee
macht.
1. De landmacht.
De vredessterkte aan Infanterie
(vrijwilligers) wordt in eerste instantie
bepaald door de taak, hierboven ge
noemd in I sub A (juncto het be
paalde in III sub 1).
Die Infanterie (vrijwilligers) voor
zoover op Java gelegerd, wordt
georganiseerd, bewapend en uitge
rust, alsmede versterkt met hulpwa
pens en diensten, voor de taken
hierboven sub 1 onder B 1 en C
bedoeld en nader te beschrijven als
a. de verdediging van Soerabaja
en/of Tandjong Priok atavia) tegen
aanslagen van gelande vijandelijke
troepen
b. de bescherming van Java tegen
aanslagen op andere belangrijke pun
ten aan de kust gelegen;
c. strijd in het binnenland van Java,
indien de sub a en/of b bedoelde
aanslagen daartoe aanleiding geven-
De voor deze taken bestemde land
macht, waarvan de onderdeden bij
mobilisatie op oorlogssterkte worden
gebracht met behulp van de dienst
plichtigen, zal bestaan uit:
a. een veldleger van tenminste twee
divisiën, élk a 3 Regimenten Infan
terie en 1 Regiment Artillerie c. a.
b. de noodzakelijke veiligheidsbezet
tingstroepen.