984 Revue d'Artillerie Augustus. 1927. Oeneraal Faugeron geeft een interes sante studie getiteld: La contrebatterie." Met enkele aanhalingen mogen we een denkbeeld geven van hetgeen hierin wordt behandeld. Voor 1914 had drie kwart van ons vuur tot doel vijandelijke batterijen. Het vraagstuk bepaalde er zich toe een vuur af te geven op een heuvelrug op een afstand tusschen 3.000 en 5.000 M. waarachtereen vijandelijke batterij was verondersteld, die zich kenbaar maakte door lichte rookwolken. En in het begin van den oorlog waren de Duitschers onvoorzichtig genoeg om ge makkelijke artilleriedoelen te bieden. Dit veranderde echter spoedig en toen was de 75 m.M., nu zij de vijandelijke batterijen niet meer kon vinden wel genoodzaakt den strijd met de infanterie aan te binden. Daar uit te besluiten dat het veel beter was alle middelen te concentreeren op de vijandelijke in fanterie instede van zich bezig te houden met de onnutte taak, die contrabat terij heet, was maar één stap verder. Het heeft lang geduurd voor men er weer ten volle van overtuigd was, dat er naast de batterijen, die medewerkten met de infanterie, toch ook batterijen dienden te zijn om de vijandelijke artillerie te bevuren. Er kwamen lange kanonnen voor de taak als contra batterij en soms was het toegestaan om 15.5 cM Hw. te gebruiken, maar de 75 m.M. bleef uitsluitend bestemd voor steun van de infanterie. Men was toen gekomen aan den stellingoorlog In den tijd tusschen de groote aanvallen werden zware batterijen gebezigd voor vernietiging van de vijandelijke bat terijen. Hiervoor was de 75 niet geschikt. Bij een dreigenden aanval werden de contra-batterijen aanzienlijk versterkt; door hevige vuurconcentraties op de bekende opstellingsplaatsen van de vijandelijke artillerie was het mogelijk met overmacht de vijandelijke batterijen te neutraliseeren. Men dacht de 75 m.M. niet meer noodig te hebben. Doch niet mag wor den vergeten dat in den stellingoorlog betrekkelijk gemakkelijk over veel materieel en munitie kan worden beschikt. In den bewegingsoorlog is dat anders. Dan is alleen een vernietiging van vijandelijke batterijen mogelijk als men over veel munitie kan beschikken en de waarneming uitmuntend is. In den bewegingsoorlog legt de infanterie in zeer groote mate beslag op de artillerie en alsdan speelt het neutraliseereti een veel grooteren rol dan de vernietiging van de vijand, artillerie. Doch neutraliseeren heeft alleen zin voor het korte moment dat de vijan delijke artilleristen niet gedekt zijn, daarna vervalt men in munitieverspilling. Langer dan 3 minuten mag het vuur niet onafgebroken worden voortgezet; bij tusschenpoozen kan het worden herhaald. Die tusschenpoozen moeten zoodanig zijn dat de vijand den tijd heeft om meer in actie te komen, maar toch weer geen tijd om zijn verliezen te vergeten en om van stelling te veranderen. In den bewegingsoorlog is een tusschenpoos van 15 minuten, in den stellingoorlog van een half uur voldoende. Elk vuur moet zoo dicht mogelijk zijn. Vreest men dat de vijand tusschen twee vuren zijn stukken zal verplaatsen dan kan het tweede vuur korter op het eerste volgen. Het derde geeft men eerst af als men weet dat de vijand in stelling is gebleven. Verder toont de schrijver aan dat de 75 door zijn grootere vuur- snelheid aanzienlijk in het voordeel is boven zwaardere kaliber om dan te vervolgen Het is dus noodzakelijk, dat gedurende elke voorbereiding voor den aanval een gedeelte van de 75 m.M. batterijen gebruikt wordt als contrabatterij. Niettemin mag de eerste taak contrabatterij niet beletten of verhinderen om ook op te treden als steun voor de infanterie. Ook bij de verdediging zal het voordeel bieden een deel van de 75 m. M. batterijen te bezigen als con trabatterij. Als het mogelijk was om alle vijandelijke batterijen te neutraliseeren zou elke aanval doodloopen op de mitrailleurs. Maar zulks is natuurlijk on mogelijk vooral ook nog als men bedenkt dat de aanvallende vijand over een groote overmacht aan artillerie zal beschikken. De schrijver acht het in den bewegingsoorlog noodzakelijk om bij elke divisie een afdeeling voor contra batterij in te deelen, welker commandant in nauw contact dient te blijven met den D.A. C. Het artikel eindigt met de woorden:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 90