987 Vorenstaande studie kan ten zeerste worden aanbevolen niet om slechts gelezen maar om bestudeerd te worden. De studie, Méthode de Tir par observation biaxale" wordt beëindigd. Ten slotte moge worden aanbevolen een vlot geschreven opstel ,,L' Offen sive. L' Attaque au Point faible" dat geschreven is aan de hand van het werk „Des Principes de la guerre a travers les ages" van major van Overstraeten. Schrijver concludeert o. m. Ie. leder commandant moet den beslisten wil hebben om voorwaarts te gaan. 2e. De voorwaartsche beweging mag niet plaats hebben ten koste van verspil ling van krachten. 3e. Daarom moet de commandant het punt met den geringsten weerstand zoeken en daar met de sterkste krachten aanvallen. Artilleristische Rundschau. Augustus 1927. Lezenswaard is een studie van den generaal majoor Feeser getiteld „Artillerie in Vorhutund Nachthut". De schrijver vergelijkt de voorschriften van voor den oorlog met die van na den oorlog. (Felddienst-Ordnung en Führung und Gefecht). Eerstgenoemd voorschrift gaf aan: Feldartillerie bei gröszeren Verbanden der Vorhut; 1. g. voorschrift: „Leichte Artillerie, leichte Munitiekolonnen sind der Vorhut in der Regel zu zuteilen", terwijl het voorts aangeeft, dat toebe deeling van zware artillerie, in het bijzonder van vèrdragend vlakbaan geschut, voordeelig kan zijn. Schrijver behandelt de vraag of het wel noodig is die artillerie aan de voor hoede ondergeschikt te maken en trekt hierbij vergelijkingen met het Fransche voorschrift, dat zooals bekend ten aanzien van de indeeling van artillerie bij de voorhoede met geheel afwijkende beginselen komt. Vóór ondersteuning van de voorhoede door artillerie uit de hoofdmacht pleiten: de grootere dracht van de moderne artillerie (zoowel de eigen als die des tegenstanders); het algemeen gebruik van gedekte stellingen; (waarvan de verkenning meer tijd eischt) en de aanwezigheid van infanterie batterijen bij de regimenten infanterie. Schrijver behandelt ook de oplossing: „Artillerie van de hoofdmacht te doen marcheeren in de ruimte tusschen deze en de voorhoede" en is van meening, dat in beginsel die ruimte vrij gehouden moet worden van troepen. Achtereenvolgens worden de meest voorkomende opdrachten van de voor hoede in beschouwing genomen, waarbij tevens aandacht gewijd wordt aan de vraag of de samenwerking tusschen de infanterie van de voorhoede en artillerie uit de hoofdmacht in voorkomende gevallen voldoende verzekerd zal kunnen zijn. Indeeling van artillerie bij de voorhoede heeft 2 groote na- deelen. De artillerie is bij vuurovervalling meer blootgesteld en de indeeling kan van nadeeligen invloed zijn op den loop van de verdere gevechts handelingen. In dit verband zegt de schrijver verder „Zeker verwerpelijk is de niet zelden toegepaste methode, dat bij het stooten op den tegenstander de bevelhebber in zijn eerste bevel bij ons als regel het bevel voor de ontplooiing de tirade opneemt. „Voorhoede verband wordt opgeheven". Daarmede wordt de eventueel ingedeelde artillerie aan de voorhoede onttrokken en de eenhoofdige leiding van de artillerie gewaarborgd. Maar zegt de schrijver het nadeel is, dat juist op het moment dat de artillerie van de voorhoede ten bate van die voorhoede gaat optreden, het verband verbroken wordt en daardoor de vuuropening waaraan groote behoefte kan bestaan wordt vertraagd. Ons tot het voren staande beperkende moge als onze meening worden gegeven, dat het artikel waardevolle aanknoopingspunten geeft voor hem, die een bespreking wenscht te houden over de indeeling van artillerie bij de voorhoede en het gebruik daarvan te maken. Van belang is het daarbij ook aandacht te wijden aan de vraag, welke artillerie komt het meest in aanmerking voor indeeling bij of steunverleening aan de voorhoede (vd-, bg- of motorartillerie). Een volgend eveneens de aandacht verdienend artikel is „Ueber Schiedsrich- terdienst bei der Artillerie" waain de schrijver, Luitenant v. Nippold, een proeve geeft van een methode om bij manoeuvres den troepen in kennis te stellen met het doel waarop de artillerie van den tegenstander vuurt. De organisatie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 93