Naschrift. 990 vrees te kennen. Ooggetuigen hebben geconstateerd dat doorloopend op de meest practische wijze wordt geoefend. Het geweer met bajonet wordt in het handgemeen uitsluitend gebruikt voor het doen van lange stooten, slagen met de kolf komen nooit voor. Als de lange steken niet meer kunnen worden toegepast, gooit de man plotseling zijn geweer weg en werkt verder met handen en voeten. Nachtelijke oefeningen worden steeds verricht met onbeschermde bajonetten ten einde den man te gewennen aan het gebruik van zijn wapen ook bij duisternis. Het behoeft geen tegenspraak, dat de bajonet door den Japanschen infan terist wordt vereerd. Na het bovenstaande rijst onwillekeurig de vraag of wij er wel goed aan hebben gedaan om de bajonet voor het overgroote deel van onze infanterie af te schaffen. Naar onze stellige overtuiging moet het antwoord op deze vraag bevestigend luiden. Het zware en lange geweer was voor onze niet- Europeanen een onhandig wapen en een karabijn met bajonet staat door de geringere lengte achter bij een geweer, daarom was het aangewezen geheel over stag te gaan en den niet-Europeeschen infanterist uit te rusten met een krachtig en praktisch slagwapen als de maréchaussee-sabel. C'. 12. MEDEDEEL1NG VAN DE REDACTIE. We ontvingen ondervolgend schrijven, waaraan we gaarne plaats verleenen. Redactie. „Beleefd verzoek ik het navolgende in Uw tijdschrift te willen opnemen Het in het Juli-nummer voorkomende Maandoverzichtwaarvan ik door omstandigheden eerst dezer dagen kennis nam, bevat o. m. een repliek op de bespreking, welke ik in het Hollandsch Wetenschappelijk Jaarbericht 1026 wijdde aan de door T. B. gepubliceerde overzichten betreffende het defensievraagstuk. Het ligt niet in mijne bedoeling om ten aanzien van de behandelde onder werpen een polemiek te openen. De aandachtige lezer toch zal in hetgeen terzake door T. B. en door mij werd opgemerkt voldoende gegevens vinden om zijn eigen standpunt te bepalen. Op één punt echter zou ik gaarne een blijkbaar heerschend misverstand willen opheffen. De geachte schrijver van het Maandoverzicht Iaat het n. 1. voorkomen (op blz. 539) alsof door mij ten aanzien van een bestaand verschilpunt in de van marine en van landmachtzijde gepubliceerde meeningen „zwijgzaamheid" zou zijn aanbevolen. Dat nu is geenszins het gevalOok ik ben van oor deel, dat men met zwijgen geen resultaten zal bereiken. Er kan echter een groot verschil zijn in de wijze, de plaats, en het tijdstip, waarop men zijn stem verheft, en het was met inachtneming van deze factoren, dat ik in het onderhavige geval het telkens weer op den voorgrond stellen van een bepaald verschilpunt ongewenscht achtte, als zijnde niet in het belang van de zaak, welke ons allen ter harte gaat. Met dank voor de verleende plaatsruimte, teeken ik, Hoogachtend, 's Qravenhage, 12 October, 1927. Uw w. Q. J. BERENSCHOT". Onzerzijds een kort wederwoord. We meenen, dat de meenings-uitingen welke in het I.M. T. en de I. K. V. de laatste jaren betreffende het Indische defensievraagstuk zijn verschenen, ten volle hebben beantwoord aan de strengste eischen, welke men ten aanzien van wijze, plaats en tijdstip van publicatie zou kunnen stellen. We onderschrijven niet alleen ten volle de uitspraak van den geachten inzender „dat men met zwijgen geen resultaten zal bereiken, maar bovendien blijven wij het frappez toujours" ten opzichte van cardinale geschil punten van overwegend belang achten, omdat dient te worden voorkomen, dat hoofdzaken worden miskend of zelfs verdoezeld. De feiten steunen ons in ons inzicht ten deze. T. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 96