I. Ik zal de moeilijkheden, welke voor onze cavalerie aan een verkennen op grooteren afstand verbonden zijn, niet ontkennen, maar voor mij gaat het minder om het waardeeren van de moei lijkheden dan wel om het feit, dat het gewicht van de verkenning niet wordt ingezien. Hoe men hierover denkt, blijkt uit de volgende redeneering, welke ik meermalen en zelfs van bevoegde zijde heb gehoord. Een divisie heeft in opdracht naar Poerwakarta te marcheeren. Ge zendt cavalerie naar Poerwakarta vooruit met opdracht vast te stellen of Poerwakarta door den vijand bezet is. De cavalerie meldt Poerwakarta niet bezet! Wat doet ge? Ik marcheer met de divisie door! Het bericht luidt: Poerwakarta is door den vijand wel bezet! Wat doet ge? Ik marcheer met de divisie door! Conclusie: Wanneer de uitslag van die verkenning (hetzij deze bevestigend of ontkennend luidt) dus-geen invloed op Uw marsch uitoefent, waarvoor is het dan noodig die verkenning te laten rijden; behoud dan liever de cavalerie tot uwe beschikking. Deze redeneering is natuurlijk foutief, want omdat de uitslag van de verkenning nog niet onmiddellijk van invloed is op den marsch, daarom kan ze toch wel degelijk van veel waarde zijn. Uit het bericht dat Poerwakarta niet door den vijand is bezet, trek ik de conclusie, dat ik vandaag vermoedelijk niet meer met den vijand in gevecht kom. Op het bericht, dat Poerwakarta door den vijand wel bezet is, volgt de vraag, marcheert de vijand of blijft hij ter plaatse. Marcheert de vijand in mijn richting, dan kan ik met vrij groote zekerheid vaststellen, dat ik heden in gevecht kom; marcheert hij van mij, af, dan is een gevecht uitgesloten. Blijft hij ter plaatse, dan is een gevecht niet waarschijnlijk, wan neer hij in dezen toestand volhardt, terwijl de overgang tot den marsch weer dezelfde mogelijkheden biedt als zooeven voor het marcheeren van den vijand gezegd. Ge ziet dus hoe het uitzenden van de cavalerie uitsluitsel kan verschaffen omtrent tal van bestaande mogelijkheden. Daarom is de opvatting welke daaromtrent bij velen bestaat fout. De waarde van de verkenning wordt niet ingezien. A. Ge zijt wel zeer positief in Uw oordeel! I. Dat is in de tactiek noodig! Ook dit is een beginselquaestie. Vooral bij de tactische besprekingen wordt in het algemeen er naar gestreefd: opbouwende critiek te leveren, hetgeen goed is, waaronder men dan dikwijls verstaat het over de fouten heen praten, uit vrees zich aan afbrekende critiek schuldig te maken, wat ver keerd is. 97

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 17