den vijand, die bovendien het voordeel krijgt dat, als hij er één
ziet, hij ze alle drie heeft.
2. Zou men de K.M.s in verband met het vorenstaande be
zwaar over eene grootere ruimte gaan verdeelen, dan gaat het door
den heer Kemmerling zoo hoog geschatte voordeel van de betere
leiding van den meer deskundigen brigade-commandant verloren
en kan men veel beter het bestaande stelsel behouden.
3. Men geeft het voordeel prijs, dat bij verliezen onder de K.M.-
bediening de brigade zich zelf kan redden voor wat betreft de
vervanging. In de door den heer Kemmerling voorgestane orga
nisatie zal men op een gegeven oogenblik manschappen uit een
der K.-brigades moeten nemen, wat, afgescheiden van het feit,
dat die in dat stelsel daar weinig voor geschikt zijn, nog het
nadeel heeft dat ze zich over een vrij grooten afstand en in
vele gevallen zelfs zijwaarts) zullen moeten verplaatsen, hetgeen
ook al weer de aandacht op de K.M.'s vestigt.
4. Men geeft het voordeel prijs, dat we ronduit het feit hebben
erkend dat er van op de kleine gevechtsafstanden niet veel (om
niet te zeggenniets) mag worden verwacht van den rechtstreek-
schen invloed van den sectie-commandant op de handelingen
van zijn voorste afdeelingen en dat we ons niet meer blij maken
met de ijdele hoop, dat die invloed wel intact zal blijven. Er is
nu in onze voorschriften vastgelegd, dat het beter is de brigade
commandanten reeds in vredestijd (zoo goed en zoo kwaad
als dat gaat) te leeren om op eigen beenen te staan en zélf te
handelen, dan hen er bij de oefeningen aan te wennen dat de
sectie-commandant steeds achter hen staat om hen aanwijzingen te
geven, doch hen in het gevecht, noodgedwongen, aan hun lot over
te laten. Bij de oefeningen blijft die leiding natuurlijk wel intact,
doch men krijgt dan een zeer geflatteerde voorstelling van zaken.
(Dit is een principieele kwestie, waaraan de heer Kemmer
ling weinig aandacht heeft besteed en die toch ons geheele voor
schrift beheerscht. Het is duidelijk dat als men dit principe
aanvaardt men den brigade-commandanten ook de volle beschik
king moet geven over de strijdmiddelenvuur en beweging).
5. Men aanvaardt hef nadeel, dat bij het eventueel uitvallen
van den commandant der K. M.-brigade plotseling alle drie de
K. M 's van hun, zoo deskundigen, leider zijn beroofd, wat dan
veel kans zal geven op stagnatie in het optreden van die wapens.
6. Tegenover het, door den heer Kemmerling aangenomen ^oor
deel dat de taak van de brigade wordt verlicht, accepteert men
het nadeel dat de taak van den sectie-commandant onevenredig
wordt verzwaard. De leiding van eene homogene sectie, zooals
we nu hebben, is gemakkelijker dan die van een heterogene, zoo
als de heer Kemmerling voorstaat. Het zal niet meevallen, wel
licht ondoenlijk blijken, op een oppervlakte van 150X 150 M
voor een vlotte en deugdelijke wisselwerking tusschen vuur en
108