11. Men aanvaardt het nadeel, dat de K. M.'s. weer iets bij zonders gaan worden en van den troep vervreemden. Het einddoel moet toch zijn, dat elk man in de compagnie, van den kapitein tot den jongsten fuselier er in zekere mate mee vertrouwd raakt, zoodat een ieder er in geval van nood nog wel vuur mee kan afgeven. Dan wordt het beste bereikt als de K. M. in de brigade blijft. 12. Men geeft het voordeel prijs, dat er nu eindelijk overeen komst is tusschen de belangrijkheid van de taak der brigade commandanten op de buitengewesten en op Java. Op de buitenge westen is hij dè man en legt men hem een groote dosis ver antwoordelijkheid op Waarom zou dat nu op Java niet kunnen? Welk nut heeft het hem daar weer terug te duwen Integendeel, deze halfslachtigheid zal een groot nadeel blijken. Wanneer men de hiervoren opgesomde bezwaren vergelijkt met de voordeelen welke de heer Kemmerling zich voorstelt van de door hem voorgestane organisatie, dan zal men opmerken dat zich daaronder zaken bevinden, welke hij blijkbaar voor alle gevallen als een voordeel waardeert en waarvan ik in de practijk, in vele gevallen, nadeel verwacht. (Sterk komt dit uit bij hetgeen hij noemt onder 4 op bladz. 10 en ik onder 6 en 7 hiervoren). De aandacht zij er nogmaals op gevestigd, dat het hier zuiver een kwestie van appreciatie betreft; wie gelijk heeft, valt niet met zekerheid uit te maken. Men denkt zich bepaalde om standigheden in en tracht dan te waardeeren hoe in die gevallen de beide systemen zullen voldoen. De waarheid zal wel zijn, dat er zich gevechtsomstandigheden kunnen voordoen, waarin een samenvoeging van de drie K. M.'s in eene brigade een voordeel zal blijken te zijn, doch dat er evenveel gevechtsmomenten kun nen zijn, waarin onze huidige organisatie meer rendement zal geven. En zoo is het met al die voor- en nadeelen gesteld. Het is niet vaststaand uit te maken welke gevallen zich het vaakst zullen voordoen. Maar wat wèl vaststaat is, dat men dus uiterst voorzichtig moet zijn bij de waardebepaling van die voor- en nadeelen, wanneer het er op aan komt een bestaande organisatie te vervangen door eene andere. Daarom wil ik nu het tegenover elkaar zetten van voor- en nadeelen hier maar verder laten rusten, al is er naar het mij voorkomt op de door mij aangegeven gronden al meer dan vol doende aanleiding om twijfel te opperen aangaande de wensche- lijkheid om tot een wijziging van de organisatie van onze infan- terie-sectie over te gaan. Doch er zijn nog andere en klemmender argumenten om zich van eene zoodanige wijziging te onthouden. Ze zijn door den heer Kemmerling slechts zeer spaarzaam of in 't geheel niet belicht. 110

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 30