boonen, lupinen, etc. Wanneer er nu maar van deze voedings middelen voldoende voorraad geweest was, was het zoo erg niet geweest. Daarop hadden de paarden wel kunnen werken, maar deze voorraden waren ook spoedig uitgeput. In Maart 1915 moest reeds begonnen worden met het voeren van boombladeren, jong struikgewas, gedroogde bladeren. Ook konden de voedingsmiddelen dikwijls door gebrek aan transportmiddelen niet naar de verschillende korpsen gebracht worden. De paarden moesten dan maar gevoerd worden met wat men vond, bv. distels, aardappelen, heide, riet, biezen, etc. De paarden en vooral de koudbloeds gingen daardoor zeer snel in voedingstoestand achteruit en soms ten gronde. In den winter van '15 op '16 hadden de paarden op het Oost-front het bijzonder slecht. Behalve 1-2 pond haver en een weinig ersatzvcer kregen de dieren slechts zaagsel om hun maag te vullen en hun hongergevoel te stillen. Daarbij kwamen nog de zware diensten welke zij moesten verrichten, zoodat het sterftecijfer zeer groot was. Zoo meldde de Chef-veterinair van het Oost-front in November 1915 16 352 uitgeputte paarden, waarvan er 4 020 gestorven waren. De hoop op een goede oogst werd niet vervuld. Men bleef op ersatzvoer aangewezen zooals: eikels, kastanjes, boekweit, aardappelen, melasse, (vermengd met turfmolm), zaagsel, kadaver- meel, knollen, keukenafval, brandnetels, mossen, enz., enz. Uit het moederland werd aangevoerd geperst voer, dat bestond uit haver, hooi, stroo, sesamkoeken en voedermelasse. In 1917 scheen een catastrophe wegens voedselgebrek onver mijdelijk. In April bleek dat, indien men de reeds zeer laag ge stelde rations bleef verstrekken, de voorraden slechts tot Juni zouden reiken, dus dat de maanden tot de nieuwe oogst ceen droogvoer meer voorhanden zou zijn. Dit kwam ook doordat een groot gedeelte van de haveroogst gebruikt moest worden voor het maken van havermout voor den mensch. De rations moesten dus nogmaals verminderd worden en was men aangewezen op zooveel mogelijk weidegang. Zeer veel paarden gingen daardoor op het West-front ten gronde; het grootste gedeelte bleef echter tot de nieuwe oogst behouden. In December 1917 werden als uitgeput gemeld West-front23 637 waarvan dood 7 935. Oost-front 10 247.... waarvan dood.... 2 797. Zuid-Oost-front 9 234waarvan dood 646. Totaal43 118.... waarvan dood 11 378. Strenge voorschriften om de paarden zooveel mogelijk te sparen werden uitgegeven en streng gecontroleerd, b.v. Zoo min mogelijk draf en galop; 125

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 45