-J- 9 veroordeelden. De commandant met 2 spoorzoekers mar cheerde voorop, op gezichtsafstand gevolgd door de rest van de patrouille. Ik schat dezen afstand in het oerwoud op 30 M. wat, gezien de zwakke patrouille, voldoende is. Wij zien uit het relaas hoe moeilijk het spoorzoeken is, hoe een voorzichtige bende steeds tracht zijne sporen te verbergen en ook om mogelijke achtervol gers op een dwaalspoor te brengen. Toch wist zij niet dat zij achtervolgd werd, anders had zij bij haar schuilplaats wel een of meer wachtposten geplaatst. Wij merken uit de geheele beschrijving dat hier een ervaren en handig commandant de leiding had. De heele opzet en uitvoering van de beweging, van het begin tot het einde was „af". Kapitein Gosenson, de „oude rot" liet zich niet verlei den om dadelijk na ontvangst van het bericht (dus bij het invallen van de duisternis) uit te rukken, doch gebruikte den nacht om zich te verplaatsen ten einde met daglicht de plaats te bereiken waar de bende het laatst gezien was om dan zijn nasporingen te beginnen. In de Lawé Sawah vallei, vermoedelijk een sawahcom- plex met hier en daar een hutje (het woord Sawah heeft in Atjeh een andere beteekenis dan ons woord „sawah": rijstveld) was het zoeken naar sporen uitgesloten. Dit kon alleen in het om de vallei gelegen boschterrein geschieden. De plaats waar de bende het laatst gezien was, was bekend, nl. aan den O. rand van de vallei, nog in het bosch. Dus moest in het boschterrein om die plaats naar sporen worden gezocht. Grappig doet noot (1) van het relaas aan. Het lijkt meer op een excuus tegenover zijn chef, dat hij niet dadelijk op het bericht is uitgerukt. Er zijn er die deze meening zijn toegedaan, n. 1. dade lijk uitrukken op elk bericht. Ik sta hier lijnrecht tegenover, om de redenen die ik bij de bespreking van het eerste verslag reeds heb uiteen gezet. Over de eigenlijke overvailing niets dan lof. De bekende 5e brigade van sergt. Pontoh was hier weer aan het werk, en bij haar was het in goede handen. Toch scheelde het weinig of dë omsingeling was mislukt door het uitglijden van een maréchaussee. Door onvoorziene kleinigheden zijn herhaaldelijk overvallingen op het allerlaatst mislukt, en dan is alle gedane moeite tevergeefs geweest. Toch moet men zich hierdoor niet laten ontmoedigen. Des te grooter is later bij succes de voldoening. Ook kapitein Gosenson heeft vóór zijn laatste succes menigmaal met pech te kampen gehad. Op één ding wil ik hier nog wijzen. De brigade van 15 kara bijnen was bij de eigenlijke omsingeling gesplitst in 3 patrouilles van 5 man. Hieruit maak ik op dat de trein, (bestaande uit 9 veroordeelden) ergens in het bosch was opgeborgen zonder dek king. Dit is niet aan te bevelen. Hier had best 2 man kunnen worden afgezonderd voor bewaking van den trein. Ook de veroordeelden hebben recht op bescherming. 1 39

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 59