(voor iedere prauw af te meten vanaf den waterspiegel en niet vanaf het boord omdat ze niet alle even diep liggen) werden de draagbalken d bevestigd en daarna de schoren e (figuur 2) aan gebracht. De twee prauwen lagen midden op midden 4M de gebruikelijke overspanning van bamboeliggers van elkaar. De vlotten waren bovenstrooms gebonden en daarna naar de plaats van brugslag gevaren, waar ze werden vastgezet aan een te voren bovenstrooms over de rivier gespannen kabel. Die aan de oevers werden bovendien vastgelegd aan op de juiste plaats ingeslagen piketten. In het geheel waren hier noodig 4 prauwen, dus 2 vlotten van 2 prauwen. Het middenvak kon hier een lengte krijgen van onge veer 5 M. midden op midden van de prauwen, zoodat de vrije ruimte tusschen de twee vlotten ruim voldoende was voor het be hoorlijk doorlaten van een zandprauw. Liggers en dek werden op de gewone wijze aangebracht; voor het middenvak werden uiteraard de stevigste bamboezen uitgezocht en bovendien wer den dwarsregels onder de liggers gebonden ter versterking. De aansluitingsvakken naar de oevers moeten zoodanig zijn, dat bij rijzing of daling van het water in de rivier de brug deze hoogte verandering zonder wringing kan volgen. Deze stukken werden daarom in hun geheel op 't land gebonden (zie figuur 3). Aan de landzijde werd onder de liggers s een lange dwarsligger p bevestigd, aan de brugzijde, zoo dicht mogelijk bij het uiteinde, een dwarsregel q en tusschen deze nog een andere ter versterking. Ter plaatse van de landhoofden werden piketten r ingeslagen, die tevens als leuningsstijlen konden dienst doen en waarachter de regel p steunde. Het geheel was dus een scharnierende opleg ging, waarbij de liggers los op de schraag in de buitenste prauw lagen, dus niet vastgesjord. Als de liggers van de volgende vak ken eerder aangebracht worden dan deze aansluitingsvakken, kan de regel q uiteraard eerst gebonden worden, nadat dit vak gelegd is. De leuningsstijlen (figuur 2) werden aan de draagbalken d en aan de schoren e vastgebonden. Gezorgd moet worden dat ze vrij blijven van den prauwbodem, opdat ze daarop, bij doorbui ging van de draagbalken d geen druk zullen uitoefenen. Het werk aan deze brug viel bijzonder mee. Het was'de eerste maal dat ongeoefende (d. w. z. nog niet als geoefend afgeleverde) geniesoldaten een dergelijke brug bouwden, 's Morgens was ter oefening en beproeving op de Tji Taroem, dus niet ter plaatse waar de brug zou komen, een stel van 2 prauwen ineen gezet, maar de brugslag geschiedde als nachtelijke oefening en wel met 24 man in 4 uur. Slechts het sesakdek was reeds gereed en be hoefde dus niet óók in den nacht gevlochten te worden. Bijgaande foto's, den volgenden morgen genomen, doen zien, dat de brug er goed bij lag. De prauwen voeren er toen reeds rustig onderdoor, wat bij de normale constructie dus niet gekund had. 176

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 10