II n'y a qu'un élément principal:
C'est le commandement,
Dans tout le reste on ne trouve que des serviteurs, dont l'impor-
tance relative, locale et momentanée, depend de 1' usage, qu'en fait
le chef:
(Gibernes d'artilleur, Cambuzat)
Is dat niet juist geteekend, alles ondergeschikt aan den wil
van den chef!
A. Aan den bevelhebber wordt hier inderdaad een groote waarde
toegekend.
I. In dit verband zeggen de namen: Hannibal, Alexander de
Groote, Frederik de Groote, Gustaaf Adolf, Napoleon, Moltke,
Schlieffen, Ludendorff en van zoovele anderen meer dan uitvoerige
beschouwingen.
A. Ja, de uitverkorenen!
Maar in onze beschouwingen past niet het beeld van het „Genie"
en stellen wij aan den bevelhebber niet de hoogste eischen.
I. Ik noemde U juist de namen van Veldheeren, omdat gij den
overheerschenden invloed van den bevelhebber ontkende tegenover
de vele factoren, welke op de beslissing mede van invloed zijn.
Ondanks alle ongunstige factoren sloeg.
Hannibal zijn „Cannae"
Alexander de Groote zijn „Issus"
Frederik de Groote zijn „Leuthen"
Gustaaf Adolf zijn „Leipzig (1631)"
Napoleon zijn „Marengo"
Moltke zijn „Königgratz"
Lundendorff zijn „Tannenberg".
In deze veldslagen zegevierde de Veldheer, overwon niet alleen
den vijand, doch ook alle moeilijkheden, welke de eindbeslissing
in den weg stonden.
Schlieffen zegt clan ook terecht in „Der Feldherr".
„Nicht die mazedonische, sondern Alexanders Phalanx schlagt
am Granikus die Perser. Nicht die römischen, sondern Casars
Legionen gehen tiber den Rubikon. Cromwells „gottselige Dra-
goner" siegen bei Naseby. Napoleons Grenadiere ziehen nach
Ruszland.
Friedrichs Postdamer Wachtparade erstürmt Leuthen.
Die Armeen kranken, altern und sterben mit ihren Feldherrn.
Als der Geist des Philosophen von Sanssouci entflohen war,
siechte auch seine Armee dahin.
185