1. WENKEN VOOR KADEROEFENINGEN
BIJ HET BATALJON, DE COMPAGNIE.
door
A. VAN DE WATER.
De kaderoefeningen zullen voor alles beoogen
A. V. O. 8 (1). het bijbrengen van de vaardigheid in het op
sporen en beoordeelen van de mogelijkheden,
welke het terrein in een bepaald geval biedt; dit
bepaalde geval moet derhalve dienen als grondslag
voor de kaderoefening.
Voor het kader van het bataljon en de com-
A. V. O. 5. pagnie dienen zij voornamelijk tot bevordering van
G. V. I. 46 (1). de kennis van de iactiek van het eigen wapen,
AVO. 8 (2). tot oefening van de lagere aanvoerders in hun taak
Terreinleer 31. (o. a. ook in bevelstechniek) waaraan gepaard
A. T. V. blz. 4 gaat de bevordering van de terreinkennis en hei
A.T.V140 (3); 7kaartlezen (oefening in het practisch kaartlezen,
V. O. I.') 8. de oriënteering, de terreinverkenning en andere
aangelegenheden van de terreinleer) zijnde dit de
grondslagen zonder welke de tactiek nu eenmaal
niet kan worden geleerd; het terrein is de werk
plaats voor de tactiek; de tactische waarde daarvan
speelt een hoofdrol, de oplossing van elk geval
is goeddeels alleen in het terrein te vinden; uiterst
handig moet men daarvan gebruik maken.
Er moet bij kaderoefeningen zoo min mogelijk
op de kaart en zooveel mogelijk volgens het ter
rein worden gewerkt; van den aanvang af tot het
einde toe moet men zich bezig houden met het
terrein, zooals het is. Men moet het geheele ter
rein, waarop de tactische handeling zich afspeelt,
doorloopen en daarbij vele malen halt houden en
wel op punten, welke zich daartoe uit een oefe
ningsoogpunt eigenen, zich aldaar oriënteeren en
den tactischen toestand kort bespreken, b.v. hoe
en waar de troepen zich aldaar zullen bewegen
en opstellen, het waarom, de aldaar te geven ver
dere bevelen, te treffen maatregelen e. d.
167
De beginselen van het V. O. I., geldende voor troe
penoefeningen, gelden m. m. ook voor kaderoefeningen.