Napoleons Armee hat Waterloo nicht überlebt. Sie war es nicht,
die bei Sedan zu grunde ging.
Und es war auch nicht die Armee Friedrichs des Groszen, die
der Herzog von Braunschweig nach Jena fiihrte".
A. Ja, dit zijn de Corypheeën.
Op hen slaat Schlieffens:
„Denn zum Feldherrn wird man nicht ernannt, sondern geboren
und vorausbestimmt".
Het Genie!
I. Maar evenzeer vervolgt hij wat verder: „Wenn der ange-
hende Feldherr sich auf seine göttliche Berufung, sein Genie, die
Unterstützung und den Schutz einer höheren Macht allein verlaszt,
wird es slecht mit seinem Siege bestellt sein. Durch angestrengte
Arbeit wird er sich auf seinen hohen Beruf vorbereiten, seine
Geistes- und Verstandes-Krafte zur Klarheit durchringen mussen."
En hieruit blijkt duidelijk, dat de veldheerstalenten, al spruiten
zij voor een deel ook voort uit aangeboren eigenschappen, overigens
niet zonder harden arbeid kunnen worden verkregen.
En dit is juist van zooveel belang, omdat met zekerheid kan
worden aangenomen, dat wanneer studie, harde arbeid zelfs voor
de uitverkorenen wordt noodig geacht, voor de minder begaafden
elke kans is uitgesloten, wanneer arbeids- en studielust ontbreekt.
En wanneer ik mij zooeven uitsprak: „de bevelhebber is voor
mij alles", bedoel ik hiermede, den bevelhebber, die in het bezit
van de onontbeerlijke karaktereigenschappen voor zijn beroep zich
door arbeid en studie de vereischte kennis heeft eigen gemaakt.
De bevelhebber dus, die door karakter, kennis en ervaring, de
aanvoering beheerscht. Zijn tactische kennis en helder inzicht'zijn
waarborgen dat in elk afzonderlijk geval zijn gevechtsplan de
meeste kansen biedt, terwijl zijne karaktereigenschappen de zeker
heid geven, dat het plan ook met energie zal worden uitgevoerd.
Dan wenkt de overwinning reeds van verre!
A. Karaktervorming en studie als essentieele factoren in de
opleiding tot bevelhebber.
I. En studie zelfs nog dan, wanneer reeds het hoogste is
bereikt.
Ook dat leeren de Grooten!
Hierop mag wel eens in het bijzonder de aandacht worden ge
vestigd. Te veel wordt gemeend, dat wanneer een zekere hoogte
is bereikt de studie kan eindigen.
Ja, maar al te veel blijkt, dat dikwijls genoegen wordt genomen
met hetgeen op de inrichtingen van militair onderwijs is geleerd.
De daar verkiegen kennis, welke als grondslag moet worden
186