weder aan zijne opmarschplannen werkte, heeft Leuthen hem zekei voor den geest gezweefd en in ieder geval is het bekend, dat hij juist in dien tijd veel over Frederik de Groote en den slag van Leuthen heeft gesproken. Gröner legt het verband als volgt: „Entgegen der Anschauung von Schlichting wollen wir den „Schlieffenplan mit dem Auge von Leuthen betrachten. Setzen wir „an die Stelle des beschrankten Schlesischen Schlachtfeldes dén ^Raunr für die Millionenheere von Deutschland und Frankreich, an "die Stelle des armlichen Dorfes die französische Haupstadt und ",Zentralstellung des Landes. Ubertragen wir den Exerzierplatz- ",aufmarsch von 1757 mit seinen Echelonierungen und Frontal- „veranderungen durch Tetenschwenken auf den Eisenbahnauf- "pnarsch und die grosze Heeresschwenkung von 1905. Lassen wir j|das Bild von Leuthen mit dem zurückhaltenden linken Flügel, "mit der Phalanx des entscheidenden rechten Flügels in der Flanke '„des Feindes, mit der Reiterei Zietens auf dem auszersten Umfas- „singsflügel vor unserem Geiste ins Gigantische wachsen, Sb „erblicken wir ein zweites Leuthen: den Schlieffenplan Cannae 216 v. C. (de vernietiging van 69.000 Romeinen door 50.000 Carthagers op een front van wellicht een enkele K. M) en Leuthen 1757. (de overwinning van 30.000 Pruisen op 65.000 Oostenrijkers, een veldslag over een front van 5 K. M.) als grondidee voor den opmarsch van de millioenenlegers aan Duitsche zijde in den wereldoorlog en Tannenberg als bekroning. Het feit alleen dat de eenigste vernietigingsslag in den wereld oorlog als het ware uit Cannae en Leuthen is geboren mag hen, die geen krijgsgeschiedenis doch alleen moderne oorlogvoering bestudeeren, tot ernstig nadenken stemmen. En het is dan ook geen toeval dat ik hiervoren in het bijzonder de geschriften van Frederik de Groote heb aangehaald. Uwe vraag is met het vorenstaande afdoende beantwoord. A. Bestaat de schakel eigenlijk niet meer in strategisch dan in tactisch opzicht. I. Het komt zoowel wat de strategie als de tactiek betreft op begrijpen aan en het juiste begrip wordt verkregen, wanneer de ontwikkelingsgeschiedenis van de krijgskunde wordt bestudeerd. En ik waarschuw ernstig tegen de veelal heerschende opvatting, dat de kennis van de ervaringen van den wereldoorlog eene be studeering van de vroegere oorlogen overbodig maakt, want de methoden bij dien jongsten oorlog toegepast, waren het gevolg van de omstandigheden, zooals deze zich in dien oorlog voordeden. 189

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 23