Te veel bestaat een streven om de ervaringen van den wereld
oorlog toe te passen zonder dat voldoende wordt overwogen of
de omstandigheden, de terreinen, de ten dienste staande middelen
etc. dezelfde zijn als toen ter tijde. Ik wil daarmede volstrekt niet
ontkennen, dat de vordering van de techniek wijziging in het ge
bruik van de wapening tot gevolg heeft, dat principieele veran
deringen in de wijze van het gebruik der troepen noodzakelijk
worden, dat dus ook de gebeurtenissen van de jongste oorlogen
moeten worden bestudeerd; maar laat het daarbij niet blijven!
Studie van den wereldoorlog zonder kennis van de daaraan
voorafgegane oorlogen moet tot eenzijdig inzicht leiden.
En dan ontstaat de zoo gevaarlijke neiging om handelingen,
welke niet in overeenstemming zijn met de lessen van den wereld
oorlog, te qualificeeren als niet-modern, antiek etc.
De critiek is dan ook niet malsch. A<\aar de (voor Ieeken zoo
vernietigend schijnende) uitspraak: „Och, arme, zoo deden we het
25 jaren geleden", zal door hem, die het hoe en waarom heeft
bestudeerd, worden aangevuld met „inderdaad, wanneer de om
standigheden dezelfde zijn, doen we het weer zoo".
En voor hen, die steeds zoo schermen met modern en antiek en
zich niet een diepe minachting van het verleden afwenden, diene
de volgende waarschuwing: „Verstrik U niet te veel in de lessen
van den stellingoorlog", want deze voorspelling wil ik nog doen,
in den eerstvolgenden oorlog en zeker in een oorlog in het Oosten
gebeurt het weer anders, al blijven de grondbeginselen van de
krijgvoering onveranderd.
A. Gij hebt met het voorgaande willen zeggen, dat wel de
lessen van den wereldoorlog worden bestudeerd doch dat een studie
van de krijgsgeschiedenis over het algemeen wordt nagelaten.
Ook ik geloof, dat het zich uitsluitend bepalen tot een enkele
peiiode, zij het dan ook de laatste, niet het algemeene inzicht kan
geven dat voor eene juiste kennis van zaken zoo noodig is.
I. Het leidt tot een geweldig dilettantisme.
A. Ik ben met U eens dat het nooit de goede richting kan
zijn.
I. von Taysen (niet de schrijver van „Material oder Moral")
zegt in eene beschouwing over Frederik de Groote:
„Das historische Verstandniss die Klare Einsicht in den Ursprung
und die Entwicklung der Ideen und Grundsatze, welche in die
Strategie und Takhk, in unserer Ausbildung und Verwaltung jetzt
maszgebend sind, kann Niemand entbehren, der zur Anwendung
jener Grundsatze berufen ist".
Dit geldt ook voor onze officieren.
190