5. DE INTELLECTUEELE ONTWIKKELING VAN ONS
OFFICIERS-KORPS.
door C. K.
Zij, die reeds eenige jaren lid zijn van de moederlandsche „Veree-
niging ter beoefening van de Krijgswetenschap", zullen zich herin
neren het verslag van de voordracht van den toenmaligen majoor
der Inf. Ned. Leger C. C. de Gelder over „De voortgezette vorming
van den beroepsofficier" en van het daarover gehouden debat.
Volgens dat verslag had de inleider een overzicht gegeven van wat
in de voornaamste Europeesche legers terzake van die vorming
wordt gedaan op grond van wat men in het kort kan noemen: de
oorlogservaringen. En daaruit kwam dan wel zeer duidelijk naar
voren, dat men voor de beroepsofficieren niet alleen een meer
systematisch voortgezette opleiding in de militaire wetenschappen
noodig acht, doch daarnevens veel aandacht schenkt aan algemeene
ontwikkeling d. w. z. aan de bestudeering van wat in de maatschap
pij is waar te nemen aan economische verhoudingen, geestelijke
stroomingen, politieke neigingen enz. enz., kortom aan wat samen
gevat kan worden onder den naam Sociologie.
De majoor de Gelder sprak in hoofdzaak over de „verdere" vor
ming van den officier, maar releveerde daarbij uiteraard ook even
de vorming „tot" beroepsofficier, omdat de eerste vanzelfsprekend
verband houdt met, ja behoort opgebouwd te worden op de laatste.
Hoewel omtrent die vorming tot beroepsofficier slechts weinig werd
gezegd, kon uit eenige opmerkingen en verwijzingen van den
spreker wel opgemaakt worden, dat in de Europeesche legers ook
bij de opleiding van den beroepsofficier thans meer aandacht
wordt gegeven aan vakken voor algemeene ontwikkeling, dan in de
tijden van vóór den grooten oorlog plaats had.
In Europa gaat men thans zelfs zoover, die algemeene ontwik
keling niet alleen noodig te achten ten behoeve van de taak van
den officier in de huidige volkslegers en in een eventueelen oorlog;
men wil er tevens op baseeren een nieuwe voor hem gedachte
z. g. sociale taak. In het Mik Rechtelijk Tijdschrift deel XIX, ge
drukt en uitgegeven op last van de Departementen van Marine
en Oorlog in Nederland, schreef dezelfde Majoor de Gelder in
1923 over dit onderwerp onder den titel: „De taak van den offi
cier in de Maatschappij". Onder aanhaling van wat daaromtrent
in andere landen was gedacht en gedaan, betoogde de schrijver
dat de officier de dienstplichtigen reeds vóór den tijd van
197