Gevaarlijk werkje, dat voorzichtig gebeuren moest. Dikwijls kwam het voor dat een djahat kalm een patrouille op den weg passeerde, om dan plotseling, als naar zijn pas gevraagd werd, op de patrouille toe te springen en middels een verborgen rentjong (Atjehsche dolk) zijn slachtoffers te maken. Verder werd de door de vallei loopende trambaan herhaalde lijk opgebroken of beschadigd, en de telefoonlijnen doorgesneden. Dit euvel werd langzamerhand middels hinderlagen, trambaanpa trouilles zoowel overdag als 's nachts (te voet of per spoorrijwiel en boetes bezworen. En zoo zijn er nog andere dingen welke door den toenmaligen Majoor van der Maaten werden „gemaszregeld". Dit alles bij elkaar bedoelt Camurs met „de tactiek van Van der Maaten", maar meer in het bijzonder de systematische omsingeling en doorzoeking van kampongs. De strandbosschen daarentegen konden moeilijk worden omsin geld. Deze werden doorzocht middels kleine patrouilles (dikwijls m prauwtjes), terwijl de van de kgs. naar die bosschen voerende paden bewaakt werden door hinderlagen. Soms hadden hinderla gen in den nanacht aan deze paden gelegd om van de kg. naar de schuilplaats terugkeerende bendes op te vangen, succes. Het opsporen van de schuilplaatsen in het heuvel- en berg- terrein geschiedde toen op dezelfde wijze als thans: middels be richten, spoorzoeken en afzoeken van ravijnen en riviertjes. Dezelfde methodes kunnen evenzeer op de Westkust, in de Ga- jolanden, het Lhó Soekonsche en andere streken worden toegepast. Toch vernam ik nimmer dat buiten Pidië kgs. systematisch werden omsingeld en doorzocht. De oorzaak hiervan zal wel hierin gelegen zijn dat die gebieden veel uitgestrekter zijn, terwijl de bivaks veel verder uit elkaar waren gelegen. Ook zijn hier weinig wegen, terwijl Pidië in alle richtingen doorkruist! was en nog is met goede wegen en paden. De kgs. zijn in Pidië bijna alle omgeven door sawah's, dus gemakkelijk te omsingelen; in de andere streken daarentegen doorgaans niet, en grenzen zij veelal aan een of meerdere zijden aan moerassen, kreupelhout, glagah enz. Ook maakten djahats buiten Pidië zelden schuilplaatsen in of in de nabijheid der kampongs. Toch is dit geen reden om de omsingelingstactiek niet toe te passen als de aanwezigheid van een bende in het kg.-terrein wordt vermoed. Ik deed het in 1919 in Daja (W. kust). Wel was het geen kg., maar een in zee stekend begroeiden heuvel met omliggend, gedeeltelijk met kreupelhout begroeid terrein. Ik kreeg een volledig succes. Ook in Troemon (W. kust) omsingelde en doorzocht ik in Maart 1926 een kg.-complex, wederom met volledig succes (zie het voorbeeld in I. M. T. 1927 No. 3, blz. 161 e. v.). Klewangaanvallen kwamen in de Pidiëstreek nimmer voor. Ca murs noemt als oorzaak hiervan het feit dat de bevolking bij den 205

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 39