Het terrein kennende vroeg ik T. Radja Tampö eenige bijzon
derheden over den weg er heen en polste hem verder om te
weten of men mij in een hinderlaag wilde lokken. Hier bleek
niets van; ook, het feit dat genoemd hoofd mij ten sterkste
afraadde om in den nacht er op uit te gaan, bracht mij terug
van de idee van een uitgelegde hinderlaag.
De troep, 2 brigades maréchaussees 3e Divisie, liet ik klaar
maken voor den afmarsch en hield T. Radja Tampö bij mij in
de pasanggrahan en liet de Keutji Oesin eveneens daar wachten.
Om 8.30 u. n. m. werd uitgerukt, nadat den troep bekend
gemaakt was, wat het doel van deze nachtelijke onderneming
was en ik drukte de maréchaussees, misschien ten overvloede,
nog op het hart goed uit te kijken.
Zonder eenige voorvallen bereikten wij de kampong Leumbang
en gingen de kampong in langs den door mij aangewezen weg.
totdat wij aan een driesprong kwamen, waar ik halt liet houden,
om mijn orders te geven voor de omsingeling van het huis en
van waar ik van plan was van den weg af door het terrein op
het huis aan te marcheeren omdat dit mij het beste en vlugste
leek
Op hetzelfde oogenblik viel een schot van de spits en daar
na hoorde ik roepen: „La lllalah". Ik schreeuwde „Vuren", maar
de aanval der kwaadwilligen was zoo hevig dat de spi's al
vurende teruggedrongen werd en ik op een gegeven oogenblik
met den Amb. mar. Sarewating No. 71595, voor de vurende
brigade stond, omdat wij waren blijven staan, ik schreeuwde de
schutters toe: „Brenti passangPotong kepala sadja. Madjoe
Takengon". De sergt. Kars kwam met een 6-tal maréchaussees
vooruit. De achterste brigade riep ik toe „pasang obor. Van
het begin van den aanval af had ik mijn electrisch lampje aan
geknipt en bescheen zoo het vooiterrein waardoor de schutters
hun mikpunt konden zien, doch door dit lampje en mijn geroep
trok ik de aandacht der aanvallers en werd door 4 man van hen
aangevallen. Terwijl ik een van hen het scherp van mijn kle
wang in zijn hals plantte zag ik een tweede mij een houw toe
brengen, in de richting van de rechterzijde van mijn hals, welke
houw door den Amb. mar. Sarewating, No. 71o95 met zijn
karabijn werd opgevangen en de kwaadwillige door hem met
een houw buiten gevecht gesteld, terwijl hij een door No. 4 op
hem gerichte houw trachtte op te vangen op zijn veldzak. Dit
mislukte en kreeg Sarewating de houw op zijn rechterschouder.
Door het opvangen van de voor mij bestemde homv redde de
mar. Sarewating mij het leven op gevaar af van zijn eigen 'even.
Dit alles had zich in een minimum van tijd afgespeeld Sergt.
Kars met de spits was ondertusschen weer voorwaarts gegaan
en de obors waren door de brigades ontstoken, toen een kwaad
willige met een lans naar mij stak en mij in de zijde trof; dezen
werd het hoofd van den romp gescheiden.
214