luni 1914, tijdens de actie in Daja in een stikdonkeren nacht met
2 pas geformeerde brigades (Amboineezen en Manadoneezen) op
bericht uitrukte en in een hinderlaag, die ik vooruit wist, (slechts
de juiste plaats was mij niet bekend) terecht kwam. Hier was de
bende voorzien van 2 legerkarabijnen. Niettegenstaande ik den
troep van te voren had geinstrueerd om op het eerste schot te
attaqueeren, stoof de patrouille, toen de vijand van voren begon
te schieten terug en lieten mij en de brigadecomdten alleen stormen,
terwijl zij achter ons het vuur op den vijand opende, zoodat wij ons
tusschen 2 vuren bevonden. Wij konden toen niets anders doen dan
ons op den grond werpen en terug kruipen naar de vurende
patrouille waar het mij met veel moeite gelukte het vuren te doen
staken. Tegelijkertijd werd de patrouille van op zij door 5 Atje-
hers aangevallen, die allen werden neergelegd. De hoofdbende
echter met de vuurwapens had intusschen gelegenheid om te ver
dwijnen. Onze verliezen waren zwaar, n. 1. 3 gesneuvelden en 6
meerendeels zwaar geworden, allen veroorzaakt door het vuur van
den vijand, die dit vuur behoorlijk had voorbereid. Ik mocht van
geluk spreken dat niemand door eigen vuur was getroffen. Hoe
de beide brig, comdten en ik het toen zonder kleerscheuren hebben
afgebracht is mij nu nog een raadsel. Deze affaire is voor mij een
harde les geweest.
Ten overvloede verwijs ik nog naar de nachtelijke patrouille van
den luit. W. in Bakongan in de maand October 1925, door mij
reeds beschreven in I. M. T. 1927 No. 2 blz. 83 onderaan en blz.
84. En nu, geachte lezers zeg ik: „Oordeel zelf".
Mais, revenons a nos moutons. Luit X. heeft zich gedurende
het gevecht kranig gehouden. Zelfs zijn vrij zware verwonding
belette hem niet om, zoodra hij weer bij kennis was het commando
over de patrouille te hervatten en de verdere noodige maatregelen
te nemen. Hier wederom een schitterend staaltje van zelfopoffering
van den Amb. mar. Sarewating. Ter vervollediging dient nog te
worden vermeld, dat de Man. mar. Repi korten tijd later aan zijne
verwonding is overleden, zoodat de verliezen waren: Gesneuveld
2 mar.; zwaar gewond 1 mar.; licht gewond 3 sergeants, 2 mar. en
de patr. commandant.
Maar de patrouille zat toen vast, kon haar opdracht niet ver
vullen en moest terug, het gevechtsterrein als het ware aan den
vijand latende. Dit werkt niet verheffend op het moreel van den
troep. De bevolking beschouwt bovendien zooiets als een echec
onzerzijds en dit moet men steeds zien te voorkomen. (Vergelijk
hiermede laatste al. blz. 264 mijner beschouwingen in I. M. T. 1927
No. 4). Bij het uitbreken van verzet in een landstreek dient men
in de eerste plaats „koopjes" te vermijden. Het minder loyale deel
van de bevolking wacht eerst af, kijkt de kat uit den boom om
naar de verzetspartij over te loopen, als onze troepen met tegenslag
te kampen hebben.
217