even voor den stormaanval, wordt gevormd door vuurgroepen, welke door een ijle bezetting van het gevechtsfront de mogelijk heid scheppen hun vuurmogelijkheid belangrijk te vergrooten en door onderlinge ondersteuning door vuur het terreinwinnen mogelijk maken ten bate der achter hun blijvende, doch op hun eigen wijze mede terrein winnende stootgroepen. In dit laatste geval is bij 2 K. M. groepen in voorste echelon de tusschenruimte tusschen hen maximum 110 M. wanneer zij zelf elk 30 M. ruimte innemen. Bij 3 K. M.'s in voorste echelon wordt de tusschen ruimte minimum 80 M., praktisch kunnen dus 3 sprongen van 25 M. gedaan worden alvorens het K. M. vuur gestaakt zal moeten worden. Het beginsel, het eerste echelon uit vuureenheden samen te stellen sluit echter in, dat de K. M. groepen zoodanig moeten zijn samen gesteld, dat zij in zich tevens de elementen bevatten om in hunne be veiliging en verkenning te voorzien. Bij den door den schrijver gegeven samenstelling van deze eenheden blijkt deze niet geheel aan dit criterium te voldoen. Bij de thans bestaande organisatie is door de samenkoppeling van vuur- en stootkracht in de brigade een economisch gebruik als hierboven uiteengezet uitgesloten, althans moeilijk gemaakt, omdat daarmede een verbreking van de taktische verbanden moet gepaard gaan (G V. I. p. 83/1) en deze wijze van handelen alle nadeelen bezit verbonden aan improvisaties. De gelijktijdige inzet van vuur- en stootkracht, om in onder linge samenwerking terrein voorwaarts te winnen, zooals de gemengde brigade dit thans Iaat zien, beantwoordt dus niet aan het doel, om de stootkracht van dë sectie zoo snel mogelijk en vooral met zoo weinig mogelijk verliezen in dat gedeelte der vijandelijke stelling te brengen, waar de beslissing moet worden bevochten immers men laat haar deelnemen aan het gevecht in een phase, waarin zij door hare bewapening en samenstelling niet in de eerste plaats daarvoor is georganiseerd, men koppelt haar zoodanig aan de vuurkracht, dat zij door hun verschillend karakter voor wat betreft de wijze van optreden, deze laatste hindert door ontijdige maskeering van het vuur en men laat haar voor tijdig verliezen lijden, welke bovendien niet worden gecompen seerd door een daaraan evenredig voordeel. Door de inzet dus van den aanvang af van de vuur- en stootkracht gelijktijdig, over het geheele front der sectie, geeft men ook van den aanvang af dié krachten uit handen, welke in een later stadium wellicht op een bepaald punt van dat front noodig kun nen zijn en dan niet meer kunnen worden verplaatst naar dat gewenschte punt. Nemen wij als voorbeeld een reëel geval, waarbij de sectie op haar aanvalsfront de 500 M. grens met 1 gemengde brigade in voorste echelon is genaderd, dus met 1 brigade op een front van 150 M. 231

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 65