Vóór dien zal als regel van de detailgroepeering van den
vijand heel weinig bekend zijn en is de inzet: welke ten doel
had, op dat aanvalsfront naar die groepeering te tasten en welke
in dit stadium dus goeddeels naar het terrein moet worden ge
geven, daarmede in overeenstemming.
Van dezen afstand af zal het als regel noodig zijn, om, alhoe
wel uit de vijandelijke stelling vuur wordt ontvangen en de
toestand zich iets duidelijker teekent, het aanvalsfront met nog
een brigade te verlengen, teneinde thans in de groepeering van
den vijand het zwakke punt te kunnen onderkennen Het tasten
naar die vijandelijke groepeering gaat dan over in een uitoefenen
van druk daarop, teneinde te kunnen uitmaken, waar de weer
stand het zwakst is.
Bij een dergelijke groepeering zijn dan reeds ingezet 2/3 der
totale gevechtskracht der sectie, terwijl van deze ingezette
gevechtskracht feitelijk alleen de vuurkracht, dus slechts 50 °/0
daarvan noodzakelijk is.
Is het zwaartepunt dan eindelijk onderkend en gekozen, dan
beschikt de sectiecommandant voor de verwezenlijking van zijn
doel, dus voor het uitoefenen van een versterkten druk op dat
punt, nog slechts over 1 brigade, zijnde 1 groep stoot- en 1 groep
vuurkracht.
In dit stadium, waarbij de vuurkracht dus nog de hoofdrol
speelt, is op het gekozen zwaartepunt dus slechts een versterking
mogelijk van 1 vuurgroep en 1 stootgroep, omdat de reeds inge
zette groepen niet meer verplaatst kunnen worden, gebonden als
zij zijn door het vijandelijk vuur.
Bouwen wij de organisatie van de sectie op, zoodanig, dat
stoot- en vuurkracht los van elkaar zijn gegroepeerd, dan zal in
ditzelfde geval, de inzet worden aangevangen en de aanval wor
den doorgezet met 2 vuurgroepen in onderlinge samenwerking
en beschikt de sectiecommandant voor zijn z.g. manoeuvre, i.e.
voor het bewerkstelligen van een plaatselijke overmacht tegen
over het vijandelijke zwakke punt, over 1 vuurgroep en 3
stootgroepen.
Wij kunnen hieruit het volgende concludeeren.
De vermeerdering van vuurkracht op het zwaartepunt blijft
dus gelijk, al zal de samenwerking hier, door afwezigheid van
hinderlijke stootgroepen beter tot zijn recht komen.
Van een sterkere vuurconcentratie op een bepaald deel van
het sectiefront (zwaartepunt) is dus bij toepassing van het nieuwe
principe evenmin sprake. Die sterkere vuurconcentratie kan alleen
worden verkregen door toevoer van achteren uit de beschikbare
krachten, welke den c.ct. ter beschikking staan. Hij zal dit kunnen
bewerkstelligen door vuurversterking met eventueel toegevoegde
zw. mitrs of door eigen vuureenheden, waarbij het dus weer
gewenscht is, dat deze los van de stootkracht zijn georganiseerd,
232