De voordeelen van het nieuwe beginsel springen dus wel in- het oog. Eenmaal dus vastgesteld hebbende, dat de vuurstrijd in prin cipe moet worden gevoerd door de vuurgroepen alleen, zal moeten worden uitgemaakt, of dit ook mogelijk is en hoe deze vuurkracht moet zijn samengesteld. De vuurkracht moet dienen om het vijandelijk vuur zoodanig te beïnvloeden, dat zij de beweging der eigen infanterie zoo weinig mogelijk hindert. Zij moet dus in staat zijn het vijande lijk vuur bij voortduring te drukken. Zij moet dus zoo zijn samengesteld, dat zij onafgebroken het op den tegenstander kan volhouden, d. w. z. dat zij, wat mu nitie en personeel betreft, zoodanig moet zijn samengesteld, dat deze, ook nadat de onvermijdelijke verliezen zijn geleden, nog de noodige kracht bezit, om dit te bewerkstelligen. Munitieaanvulling en munitievoorraad benevens personeelsaan- vulling moeten hierbij in oogenschouw worden genomen. Het munitieverbruik voor één dag bij een grooter gevecht in den bewegingsoorlog bedraagt volgens de moderne inzichten 3000 patronen per K. M. Nemen wij ditzelfde getal als basis aan en rekenen wij er daarbij op, dat de helft daarvan als onmiddel lijke voorraad bij de K. M -groep aanwezig moet zijn, dan kan hiermede een berekening worden opgezet, hoeveel personen hier voor bij de K. M.-groep moeten worden ingedeeld. Thans is de munitievoorraad bij de K. M.-groep als volgt ver deeld 100 stuks bij den schutter 200 stuks bij den lsten helper 200 stuks bij den 2den helper 200 stuks bij eiken handlanger, terwijl deze laatsten nog voor hun karabijn elk 100 stuks bij zich hebben. Totaal bedraagt de munitievoorraad dus 1300 K. M.-patronen, dus iets minder dan het als norm benoodigd aantal. De munitieaanvulling geschiedt door de K. M.-groep zelfstandig, zooals G. V. I. p. 73/3 dat aangeeft, en wel door de handlangers, die dus tevens den rol van munitieaanvoerders vervullen. Door deze functie, welke op de kortste afstanden bijzonder urgent wordt en bijzonder moeilijk te verwezenlijken is, zijn de hand langers geheel in beslag genomen, vooral ook, wanneer men rekening houdt met de dan reeds ingetreden verliezen onder dat personeel, dat van den aanvang af alleen het vuurgevecht voert. De technische bediening van de K.M. geschiedt door den schut ter c.q. door den lsten en 2den helper. Men rekent hierbij terecht op 2 reserves als schutter, terwijl als de nood aan den man komt, de handlangers het wapen zouden kunnen bedienen, waarbij men dan heeft te bedenken, dat de munitieaanvulling in gevaar loopt en de juistheid van het vuur belangrijk inboet door 234

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 68