Bovendien .heeft deze organisatie het voordeel beter geënca dreerd te zijn, terwijl bij deze betere encadreering een minder zware taak is weggelegd voor de ondercommandanten i. h. b. voor de brigadecommandanten, die thans gelijksoortige eenheden hebben aan te voeren. Ook de taak van den sectiecommandant wordt technisch een voudiger door de betere encadreering en de mindere eenheden, waardoor hij meer dan tot nu toe wenschelijk was, zijn aandacht kan concentreeren op de taktische uitvoering van zijn opdracht, dus de taktische leiding beter verzorgd kan worden. Alvorens van dit onderdeel af te stappen dienen wij nog twee zaken in beschouwing te nemen. In de eerste plaats dient de vraag te worden gesteld, of onze vuurkracht niet in wanverhouding staat tot onze stootkracht. Vergelijken wij de samenstelling van eenige buitenlandsche sectiën met de onze dan valt het ons op dat bij de sectie steeds 2K M's zijn ingedeeld instede van 3 als bij ons. Wij moeten hierbij echter rekening houden met onze sterkte van de sectie die belangrijk grooter is dan die der buitenlandsche. Bij een verhoudingsgewijze berekening zal blijken dat deze getallen niet zoo ver uiteenloopen. Maar bovendien vind ik het in verband met het vermogen van onze K. M.'s, welke nog geen lichte mitrs zijn, gewenscht, dat wij over wat meer vuurkracht kunnen beschik ken dan onzen eventueelen tegenstander, te meer ook, wanneer wij bedenken, dat de laatste waarschijnlijk toebedeeld zal zijn met inf. geschut, terwijl zijn indeeling der zw. mitrs bij het bataljon, in tegenstelling met onze indeeling bij het Regiment, hem reeds een streepje voor geeft. Een tweede kwestie is de vraag die ons gesteld is geworden of wij inderdaad op het gevechtsveld voor "het voeren van het eigenlijke gevecht kunnen beschikken over dergelijke sterke secties. Naar aanleiding van ingewonnen informaties kan ik mededeelen, dat dit werkelijk het geval zal zijn en de sterkte van de sectie werkelijk ongeveer 56 man zal zijn. Hiervan zijn dan reeds afgegaan het verbindingspersoneel van den b. ct., den regt. cdt., voor het geleide van pakpaarden voor de munitie der K. M.'s, voor den bagagetrein enz. Alleen is in deze sterkte begrepen de Co.-groep van den c. ct. verdeeld over de 3 sectiën, terwijl de ordonnansen van den sectiecommandant uit de sectie moeten worden betrokken. Wij achten dit laatste geen vermindering van stootkracht, omdat deze manschappen steeds in het sectiefront werkzaam zullen zijn en ten allen tijde als stootkracht beschikbaar zijn. In hoeverre is deze organisatie nu bruikbaar bij een actie tegen verzetslieden. Gaat men van het beginsel uit, dat bij een dergelijke actie de K. M.'s geen deel uitmaken van den troep, dan zouden in de K. M.- 239

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 73