o. off. die inrichting verlaat voordat hij geacht kan worden geheel voor zijn taak als brigadecommandant in het gevecht berekend te zijn, waarbij dus van een voortgezette opleiding bij den troep geen sprake meer is en het verblijf aldaar alleen wordt benut om het aangeleerde te onderhouden z n. te verrijken en te ver nieuwen, of zullen met behoud van het wervingspeil de eischen aan die toekomstige brigadecommandanten te stellen moeten worden verlicht, door er van uit te gaan, dat dat kader slechts stoot- en vuurkracht moet kunnen aanvoeren, zonder de combinatie van deze twee. Dit sluit niet uit, dat zij er mede moeten kunnen samenwerken, wat immers een eisch is welke aan iederen aanvoerder, zelfs aan iederen man moet gesteld kunnen worden. Van centralisatie der opleiding anders dan binnen het cies- verband zijn wij besliste tegenstanders. De werkelijkheid voor oogen houdende, achten wij de opvoering van de eischen voor het kader, in verband met de te verwachten aanvulling in die rangen een zeer speculatieve basis voor een organisatie en blijven wij liever bij den beganen grond, door de gevechtstaak van den brigadecommandant te verlichten zooals dat mogelijk is bij aanvaarding van het nieuwe beginsel. Afgescheiden van deze kwestie dient ten slotte de vraag beant woord te worden, of de opgesomde voordeelen der nieuwe organisatie het wettigen thans een zoodanige ingrijpende wijzi ging in de organisatie en dus ook in de gevechtsvoorschriften tot stand te brengen in dit stadium van opleiding, waarbij gezegd kan worden, dat de bestaande gevechtsvoorschriften en de daarin gehuldigde principes nog lang geen gemeen goed zijn van ieder officier, laat staan van ieder onderofficier en minder kader. Een der inleiders acht deze verandering daarom ook onge- wenscht. Een ander voerde als zijn meening aan, dat hoewel deze verandering groote bezwaren met zich zou meebrengen, dit geen reden mocht zijn om daarvan af te zien als het mogelijk bleek deze tot stand te brengen. Weer een ander voert aan, dat hij wel meerdere soepelheid in de sectie gewenscht acht, doch dat dit zal moeten kunnen geschieden zonder reorganisatie en algeheele verandering van het G. V. 1. Hij is van meening, dat dit zelfs thans ook kan ge schieden, doordat de sectiecommandant zijne sectie kan groepeeren naar eigen inzicht. Hij legt hierbij den nadruk op de taak van den brigadecommandant, die de K.-groep in de stelling des vijands heeft te brengen wat nog niet wil zeggen, dat hij dit voor de geheele brigade moet bewerkstelligen, terwijl die taak zwaarder wordt gemaakt dan noodig is, doordat de sectiecdt. het aan zijn brigadecdtn overlaat om de doelen, het vizier enz. aan te geven v/d K.M.'s- en K.-groepen. 243 ïf:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 77