leiding nemen. Op de kleinere afstanden is alleen het persoonlijke voorbeeld van invloed. Men kan van te voren uiteraard niet zeggen hoe lang de sectie commandant de leiding kan blijven uitoefenen. Ik voor mij geloof dan ook, dat het voornamelijk aankomt op een zoo goed mogelijk organiseeren van het vuur en van de beweging, 2oolang er nog van leiding sprake kan zijn en dat, zoodra de invloed van de leiding begint te verzwakken, men slechts hopen kan, dat door den inzet overeenkomstig de behoeften, de zaak verder goed zal verloopen. De organisatie en de voorschriften moeten in. i. dus de gelegenheid openen om voor ieder geval de meest geëigende groepeering van de krachten te scheppen, hetgeen zal moeten geschieden door den sectiecommandant (zie ook A. T. V. punt 7, laatste zin). Dat daarbij de taak van den sectiecommandant wordt ver zwaard, indien men tenminste niet, zooals sommigen (zie het artikel van den Kapitein Posthumus) van oordeel is, dat ook thans de sectiecommandant de eigenlijke leider van de vuur- en stootkracht is mag m. i. niet zoozeer als een nadeel worden beschouwd. De taak van den sectiecommandant wordt nu meer in overeenstemming gebracht met de eischen, die men aan dit personeel mag en moet kunnen stellen. De door mij verdedigde organisatie is met de hiervoren ver melde opvatting omtrent de leiding in het gevecht in overeen stemming. Eene aan de omstandigheden aangepaste groepeering van de krachten is, in verband met het te verwachten falen van de leiding, een factor welke de kans op succes zal verhoogen. Het moet dus niet zijn„Laisser faire, laisser aller", maar „Gouverner c'est prévoir." Ik verschil daarom ook van meening met den majoor Kroon voorwat betreft het in punt 7 van diens betoog genoemde nadeel. Bij de huidige organisatie kan de sectiecommandant praktisch alleen invloed uitoefenen met zijne reservebrigade en houdt slechts zwakke vuur- en stootkracht in zijn hand. Bij de voorgestelde organisatie kan hij meer invloed uitoefenen door aanvankelijk gebruik te maken van de geheele vuurkracht en later door sterkere stootkracht tegen het zwakke punt van den vijand te doen optreden. Het rendement is m. i. bij de niet homogene sectie dus grooter. De majoor Kroon zegt„De voor gestelde K. M.-brigade zal in vele gevallen als een soort sleep- anker werken." Men kan echter met hetzelfde recht zeggen: „De K. M.-groep van de gemengde brigade zal in vele gevallen als een soort sleepanker werken", daar, wil de brigadecommandant zijne K. M.-groep blijven leiden, dit remmend zal werken op de voortbeweging van de K.-groep. Ten slotte zij ten aanzien van de onder de punten 9, 11 en 12 genoemde nadeelen nog aangeteekend, dat men noodgedwongen 251

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 85