Ik herhaal echter nog eens, dat ik mij overigens wel met het
betoog van den heer Posthumus kan vereenigen.
Ik meen thans de verschillende gepubliceerde artikelen, waar
zulks noodig was, te hebben beantwoord en ik geloof, dat het
onderwerp nu ook wel van alle kanten voldoende werd belicht.
Ik eindig daarom met de hoop uit te spreken, dat de naar voren
gebrachte, aan de bestaande organisatie klevende nadeelen, aan
leiding mogen zijn om spoedig te besluiten om tot reorganisatie
van de infanterie-sectie en tot eene omwerking van het Q. V. I.
en het R. I. over te gaan.
258