3. DE BEVELVOERING OVER
KLEINERE AFDEELINGEN IN
HET GEVECHT.
door
D. J. W. HAGEMANN.
Kap. der Inf.
INLEIDING.
In het tijdperk van bijna 10 jaren, dat ons.thans scheidt van den
Wereldoorlog, hebben reeds tal van militaire publicaties het licht
gezien. Ook Nederlandsche auteurs hebben zich geworpen op dit
groote gebeuren en beschrijvingen geleverd van de wederzijdsche
veldtochtsplannen en van de uitvoering in hoofdtrekken.
De waarde van deze schrifturen kan nauwelijks te hoog worden
aangeslagen voor de Hoofd- en Opperofficieren en voor de Staf
officieren, die zullen zijn geroepen de leiding van ons Leger en
van zijn hoofdonderdelen in handen te nemen, als de groote mijn,
welke wij de „Pacific-kwestie" noemen, tot uitbarsting zal komen'
Doch. mag het belang van deze krijgsgeschiedkundige
beschouwingen even zoo fraai worden beoordeeld voor de veel
grootere categorie van Bataljons-, Compagnies- en Sectie-Com
mandanten?
Vinden deze aanvoerders in de verschenen werken wat zij be
hoeven?
Tooveren de bovenbedoelde geschriften hen tijdens het lezen
voor oogen wat het gevecht eigenlijk is en wat hun taak als Com
mandant van een onderdeel der strijdende troepen omvat?
Op deze en dergelijke vragen moet een ontkennend antwoord
komen en vanzelf sprekend volgt dan:
Zou het geen aanbeveling verdienen om naast de boeken
welke den oorlog in hoofdzaken behandelen en welke het licht doeh
vallen op het goede en foutieve in de leiding eenige bescheiden
artikelen te wijden aan de moeilijkheden van de aanvoering?
Naar onze meening is dit zeker gewenscht en in het bijzondei
voor ons Leger aan te prijzen, waar het Bataljon, relatief gespro
ken, een zooveel belangrijker deel van het geheel uitmaakt, dan
in de Europeesche millioenen-legers het geval kan zijn.
Bij ons zal de Bataljons-Commandant zeis vaak, naast aanvoer
der van de grootste tactische eenheid, ook moeten vullen de plaats
314