bereidende maatregelen treffen om gereed te zijn in den vroegen
morgen van den 19en te kunnen aanvallen.
Bepaalde bevelen kon hij nog niet geven, daar de Commandant
van het le Legerkorps officieel nog steeds over het Regiment ver
voegde, maar wel kon de Div. Cdt zijne denkbeelden over de
wijze van aanvallen ontwikkelen, waarbij hij de volgende punten
deed uitkomen
1. Het aanvalsdoel van het Regiment is de Noordrand van den
heuvel „La Montagne de Paris''; aanvallen bij het krieken van
den dag; nadere bevelen volgen nog gedurende den nacht.
2. De weerstand moet worden gebroken door omtrekking van
de kernen van verdediging in het Zuiden.
3. De ravijnen mijden, de troepen moeten op het hooge terrein
blijven.
4. Daar het doel, vanuit de gereedstelling gezien, schuins rechts
vooruit ligt en de vijand ook schuins links vooruit is gemeld,
moeten dus alle afdeelingen als linker-flank-dekking optreden
van de troepen rechts van hen.
321
Wanneer wij de kaart II beschouwen, dan wordt ons de bedoeling
van den Div. Cdt. wel duidelijk, maar tevens rijzen dan de volgende
vragen
1. Het 365e was vermoeiden zou nu weer met een nachtmarsch, zijn
gereedstelling moeten bereiken, om direct daarna (want veel tijd was
er niet over) ten aanval te trekken. Terwijl 2 Regimenten slechts een
klein deel van de oorspronkelijke opdracht konden volvoeren, werd
een dag daarna, waardoor de vijand had kunnen bekomen van de
verrassing en vermoedelijk versterking had ontvangen, van 1 Regiment
de voltooiing van het succes gevorderd.
2. Daar de tijd te kort was om nog te verkennen,konden de Bat. Cdtn.
onmogelijk een goed aanvalsplan ontwerpenin geen geval kon
worden rekening gehouden met eventueel bestaande verdedigings
werkjes of hindernissen. Ook de huidige toestand van het terrein kon
slechts zeer onvolledig worden afgeleid uit de kaart en enkele vlie
gerfoto's.
3. De uitingen van den Oeneraal waren geheel in strijd met de oorlogs
opleiding van het Regiment, immers de bij de loopgraven gehuldigde
principes waren: recht vooruit aanvallen; het veranderen van de
richting, waarin de troepen eenmaal ten aanval zijn ingezet is on
mogelijk; aanvallen in de begroeide dalen en de hoogten mijden.
4. Voor een in den bewegingsoorlog zeer goed opgeleid Regiment,
moet het reeds buitengewoon moeilijk zijn den aanval uit te voeren,
zooals hier door den Div. Cdt. werd geëischt, maar voor een afdee-
üng zonder ervaring op dit gebied, moet een dergelijke ingewikkelde
manoeuvre als ondoenlijk worden beschouwd. Wat toch is het geval?
De afmarschrichting was van West naar Oost, de gereedstelling moest
front maken naar het Noord-Oosten; tijdens het oprukken moest het
Regiment zich zelf dekken tegen het gevaar uit het Noorden en Noord-
Westen, terwijl de weerstand door uithalen Zuid-om moest worden
gebroken en ten slotte moest het aanvalsfront, bij het bereiken van het
gestelde doel van Noord-Oost zijn gewend naar het Noorden. De
vrijheid van beweging der troepen werd nog aan banden gelegd door
het verbod om in de dalen af te zakken; vooral voor wat betreft het
breede en begroeide dal, waarin Vaux is gelegen, was dit verbod een
ernstig beletsel.