4. EEN NIEUWE ORGANISATIE VAN DE INFAN- TERIE-SECTIE? door F. KROON. Naar aanleiding van dit zoo belangrijke onderwerp zou ik gaarne nog het een en ander in het midden willen brengen. Zooals uit mijn artikeltje in het I. M. T. No. 2 duidelijk moge zijn o-eworden, hecht ik geen overheerschende waarde aan de uiteen zettingen en beweringen omtrent voor- en nadeelen van eenige organisatie, welke ook, mits die organisatie slechts gebaseerd is op den eisch, dat ze de behoeften, welke het moderne gevecht stelt, zooveel mogelijk benadert. Het is mijn innige overtuiging, dat het verlangen om aan dien eisch te voldoen ten grondslag ligt zoowel aan de bestaande organisatie, als aan de drie nu reeds in het I. M. T. voorgestelde organisaties, evenals aan die, welke misschien nop' zullen worden voorgesteld of wellicht bij sommigen nog in de bedachten zweven, doch die niet gepubliceerd zullen worden. Met andere woorden, het gaat hier niet om Rechthaberei, maar om het belang van de infanterie, d. w. z. om het belang van het vaderland. Zooals ik reeds vroeger mededeelde kan men m. i. niet met zeker heid vaststellen welke organisatie ten slotte in den werkelijken strijd het beste zal voldoen, te meer daar de eene "waarschijnlijk in sommige gevechtsomstandigheden beter tot haar recht zal komen, doch een andere organisatie onder andere omstandigheden weer meer rendement zal afwerpen. Zooals ik vroeger reeds aangaf, «.nooit zal een organisatie zóó volmaakt kunnen zijn, dat ze iedereen tot de overtuiging brengt dat men nu werkelijk het béste in de wereld heeft. En men mag wel als zeker aannemen, dat de vigeerende organisatie - welke dan ook altijd de meeste critiek zal hebben te verduren, omdat men daar mede de moeilijkheden dagelijks bij de oefeningen aan den lijve ondervindt. En „dat wat men niet heeft" wordt nu eenmaal spoedig geïdealiseerd. Maar als men het ten slotte toch heeft gekregen, valt het gewoonlijk niet mede. Dit geldt niet alleen voor organi saties, maar is een algemeen verschijnsel, dus men mag gerust zeggen: het geldt öök voor organisaties. Bij de oefeningen spreken de voordeelen van eene organisatie niet zoo duidelijk als de bezwaren, omdat de oefeningservaringen onzuiver en soms zelfs bedrieglijk zijn. De verliezen en de moreele factoren kunnen niet tot uitdrukking worden gebracht. 339

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 61