nissen bevinden, wel bekend aan den verdediger doch uiteraard niet aan den aanvaller en ten doel hebbend hem te verleiden zich op de meer open gedeelten te begeven, om daar dan door het vuur der automatische wapens vernietigd te worden. Alzoo vindt de aanvaller bij zijn verder binnendringen een ter reingesteldheid, welke er als het ware op berekend is hem in ver warring te brengen en hem voor onaangename verrassingen te plaatsen. Dit vastgesteld zijnde, komt de vraag: waarmede kan de bin nengedrongen aanvaller zich beter bewegen en, in een dergelijk terrein, beter vechten? Met een grooter aantal kleine af deelingen, of met een kleiner aantal wat sterkere afdeelingen? De tweede vraag is, wat maakt van die beide meer indruk op den tegenstander? Want in zulk terrein en in die omstandigheden moet men ter dege rekening houden met „indrukken" en de moreele gevolgen daarvan. Op grond van hetgeen er van gevechten in bedekt terrein bekend is, meen ik de voorkeur te moeten geven aan een grooter aantal kleine afdeelingen, die onverwacht uit alle hoeken en gaten te voor schijn komen, wier eigen sterkte de tegenstander in die omstandig heden niet kan schatten en die hem door hun breeder front om trent de totale sterkte misleiden, zoodat zijn gevoel van onbe haaglijkheid toeneemt. Komt bovendien zulk een kleine afdeeling onverhoopt op een open gedeelte en wordt zij daar vernietigd, dan is er minder ver loren dan wanneer een grootere afdeeling dit lot trof. Uit het voorgaande volgt ciat ik de „stootkracht" van een in brigades opgeloste sectie in bedekt terrein grooter acht dan die van de gesloten sectie, om van de compagnie niet te spreken. Deze tweede golf, zal ik het maar noemen, loopt echter ook op den duur vast door verliezen en désorganisatie. (Men denke niet dat een aanvankelijke gesloten stoot-compagnie geen verliezen zou lijden en niet gedésorganiseerd zou raken, n. m. m. beide in erger mate, zoodat ze eerder vastloopt, het is een infiltratie-proces en een dunne oplossing filtert gemakkelijker door dan een breiachtige massa). Ook voor de afdeelingen, welke hiertoe behooren, gekit nu dat ze het veroverde terrein hardnekkig vasthouden, omdat de verde diger alle krachten zal inspannen hen terug te werpen. Zij moeten zich dus ter plaatse tot de verdediging inrichten en daartoe onmid dellijk kunnen beschikken over de noodige vuurkracht. Waar ik me die afdeelingen gedacht heb onze brigades te zijn, hebbende deze hunne handzaamheid in de practijk bewezen is het duidelijk dat ik een K. M. voor hen noodig acht. Weer volgende troepen dringen nu weer verder en ook voor hen geldt alles wat hiervoren omschreven is, tenzij natuurlijk de weer stand van den vijand is gebroken. Intusschen zijn, daar het gat nu breed en diep genoeg is, de overblijfselen van de oorspronkelijk voorste troepen verzameld en 343

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 65