Ik vrees dan ook ten zeerste, dat we na invoering van eene ande re organisatie over een paar jaar een herhaling zullen krijgen van wat zich nu afspeelt en dat er weer voorstellen tot wijziging zullen verschijnen. Moet er dan weer gewijzigd worden onder het motto, dat het heele leger het toch nog niet kent? Door de weinige eenheid in hunne opvattingen en de verschei denheid van hunne voorstellen hebben, dan ook, naar mijne beschei den meening, de heeren Kemmerling, Posthumus, Bontekoe en de debaters in Tjimahi het beslissende vonnis geveld over elk wijzi gingsplan. Mijn advies en verzoek blijft dus: Men late de infanterie rustig doorwerken. Hiermede beschouw ik mijn aandeel in deze aangelegenheid als afgeloopen. Ik deed wat ik mijn plicht achtte, n.l. de aandacht vestigen op de voordeelen van de huidige organisatie, waarschuwen voor te groote verwachtingen in zake een nieuwe, en vóór alles opkomen voor rust bij ons wapen. 348

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 70