Hij kan, met het geheel der vuurkracht in één hand en niet
van huis uit gelijkelijk verdeeld over 3 secties dus ook over
de reserve-sectie tenminste evenveel (n. o. m. zelfs méér) rende
ment bereiken als met de over 3 onderdeden verdeelde.
Juist deze gelijke onderverdeeling kan aanleiding geven of tot
het werkeloos blijven van een deel der vuurkracht C/3) op oogen-
blikken, dat wel aan vuur- doch niet aan stootkracht behoefte
blijkt öf tot verbreking van het tactisch verband.
Wat stootkracht betreft, verkeert o. i. de „gecentraliseerde"
compagnie in ieder geval in voordeeliger omstandigheden dan de
thans bestaande en dan de door den heer K. voorgestane compagnie.
Een nadere uitwerking van het veroordeelende vonnis, door
den heer K. uitgesproken over de in de compagnie gecentraliseer
de vuurkracht, zien wij met belangstelling tegemoet.
Ook de door den heer K. op bl. 10 aangegeven sterkte der K.-
brigades achten wij niet gunstig.
De praktijk in de buitengewesten heeft geleerd dat, om met
een brigade van minstens 16 kar. (zie hieronder) te kunnen uit
rukken, die brigade op een sterkte van rond 19 kar. georgani
seerd dient te zijn (zieken, geëmpl. enz.)
Wij laten de Eur. brigade, die zich vooral voor het optreden
tegen een verzet als bedoeld onder b. minder eigent, hier voor-
loopig buiten beschouwing.
Doch voor de inh. brigade heeft de praktijk in de buitenge
westen voorts aangetoond, dat zij drie man kader behoort te
tellende brig. cdt.de res. brig. cdt. en een krpl.
Dit geldt zoowel tijdens den marsch (spits en achterspits of
treindekking) als in het bivak (o.a. de wacht). Het goed verrich
ten van den wachtdienst is bij het ageeren tegen een I. V. een
zeer belangrijke factor.
Kiest men de methode, welke veelal wordt toegepast, nl. de
drie-indeeling van de wacht (6-10, 10-2, 2-6, telkens 4 man
1 cdt.) dan dient de minimum-uitrukkende sterkte te zijn 12
fus. 3 man kader of 15 kar. Men beschikt dan echter over
geen enkele reserve meer in geval van ziekte enz.
Schakelt men deze reserve in, dan wordt de uitrukkende sterkte
13 fus. 3 man kader.
De praktijk toonde, zooals hierboven reeds werd opgemerkt,
dat de organisatie dan in het algemeen op 16 fus. 3 man
kader dient te worden gesteld.
Uit het bovenstaande moge blijken, dat n.o.m. de door den heer K.
voorgestane sterkte der K.-brigade a 15 kar, (bl. 10) te zwak is.
Bovendien beredeneert de heer K. dat de sectie bij het optre
den tegen verzetslieden (bl. 10 ad. 5) met achterlating van de
K. M.'s drie gelijk bewapende K.-brigades ter sterkte van 15
kar. kan uitbrengen.
352