maar dat is een uitzondering, die in een heel sporadisch geval tot succes leidt. Daar zijn voor noodig goed getrainde spionnen, een terrein geschikt om de sporen te vinden en de veine om op het spoor te komen. Hoeveel malen hebben wij die truc al niet toegepast en nu is deze keer eindelijk het geluk den Kapitein Gosenson dienstig geweest. De spionnen kunnen in het donker niet altijd de djahats volgen bij het verlaten van de kampong, de djahats kunnen buiten de kampong voor zij het bosch ingaan een andere richting nemen de plaats waar zij het bosch ingaan kan van zoo'n gesteldheid zijn, dat er geen sporen te zien zijn; ook in het bosch zijn terreinen waar geen sporen achterblijven, een zware regen kan alle sporen uitwisschen en zoo zijn er velerlei omstandigheden, die het mogelijk maken, dat een patrouille zonder succes terugkomt. Het is niet voor niets, dat men op Atjeh algemeen hoorde zeggen, van de honderd patrouilles, die geloopen worden, heeft er één kans op succes. Dat maakt de patrouille-actie juist zoo vermoeiend en zwaar, maar toch aanlokkelijk, omdat men steeds hoopt die ééne patrouille te maken. Het lijkt mij minder goed gezien om op een enkel voorbeeld van een behaald succes een algemeene regel te baseeren. Uit het bovenstaande zou ik, als men een algemeene regel wil hebben, concludeeren er wordt op alle berichten dadelijk uitge rukt, tenzij speciale omstandigheden een ander optreden wettigen. Als gevolg zal dan ook hij, die dat andere optreden doet ver richten, zulks met redenen in zijn rapport vermelden. Dat bij het volgen van een spoor de patrouillecommandant met een 2-tal spoorzoekers vooruit gaat en de patrouille zoo stil mogelijk op gezichtsverband-afstand volgt, is de eenige methode om een spoor uit te werken. De verbindingspatrouille, die de Overste Snell er tusschen in schuift, is iets nieuws en het doel is mij ook niet duidelijk. 441

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1928 | | pagina 51